Het mooiste woord van...
Rob Tempelaars
Als alle Nederlanders die ooit eens vloeken, verwensingen, scheldwoorden of bedreigingen in de mond hebben genomen, onmiddellijk over de landsgrens gezet zouden worden, dan zou Nederland het dunst bevolkte land ter wereld zijn. Des te opmerkelijker is het dat de handwoordenboeken van het Nederlands altijd zeer preuts zijn geweest met het opnemen van allerlei vaak zeer gangbare uitingen van agressief taalgebruik. Kennelijk hielden de lexicografen bij voorbaat rekening met de publieke verontwaardiging die over hen uitgestort zou worden. Toch deed het deftigste en grootste woordenboek van het Nederlands, het in 1998 na 147 jaar gereedgekomen Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), vanaf het begin niet mee aan het weren van onbetamelijke woorden:
Behoort een schrijver (...) altijd de betamelijkheid en de eischen van den goeden smaak in acht te nemen, toch zijn er gevallen waarin een plat woord de eenig juiste term op de juiste plaats kan wezen. In eene verzameling als de onze mogen zulke woorden zeer zeker niet ontbreken.
Eén absolute voltreffer roep ik hier, bij wijze van eerbetoon aan al zijn zo lang verwaarloosde soortgenoten, tot het mooiste woord uit.
Verwensingen gaan vaak gepaard met scheldwoorden. Dat was ook het geval in een anekdote die een mevrouw uit Schagen aan de redactie van het WNT toezond. In Amsterdam was zij ooit eens getuige van een hoogoplopende ruzie tussen een taxichauffeur en een trambestuurder. Als zo vaak ging het geschil over een verkeerssituatie en als zo vaak werd de uitwisseling van verbaal geweld naar een daverende climax gevoerd. Die kwam toen de taxichauffeur, in onvervalst Amsterdams, de trambestuurder toebeet: ‘Ach, krèg toch ut schompus, fuile gleuffiesrijer!’
Gleuffiesrijer als scheldwoord voor een trambestuurder. Een woordhit, als u het mij vraagt. Bovendien een woord waarmee de schrijver van een algemeen woordenboek van het Nederlands niet uit de voeten kan. Immers, de genormaliseerde vorm gleufjesrijder heeft onbedoeld iets zoetsappigs en mist alle venijnigheid die de oorspronkelijke vorm kenmerkt. Een zoveelste bewijs dat de inventieve taalgebruiker altijd het laatste woord heeft.
Rob Tempelaars is als redacteur betrokken geweest bij het maken van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, en werkt momenteel aan het Algemeen Nederlands Woordenboek.