Plaatsnaamborden
Ook Siemon Reker is niet erg positief: ‘Het is hier in Groningen lastig gebleken om iets tot stand te brengen op de scholen. Zodra je voorstelt om ook maar een uurtje per week aan het dialect te besteden, staat er altijd wel een onderwijzer of een ouder op die roept: “We willen hier geen Friese toestanden!” Daarmee is de discussie dan beslecht.’
De verwijzing naar Friese toestanden kennen alle streektaalfunctionarissen. Een heikel punt blijken bijvoorbeeld tweetalige plaatsnaamborden te zijn. De Tier: ‘Toen men hier in Zeeland bezig was met de erkenningsaanvraag, kwamen tegenstanders vaak met die borden als een afschrikwekkend voorbeeld.’ ‘Terwijl je je afvraagt wat daar eigenlijk op tegen is’, zegt Reker. ‘De twee namen hoeven toch niet even groot op het bord? De dialectnaam in kleine cursieve letters onder de Standaardnederlandse naam, als met een knipoog, dat is toch juist mooi? Zo doen ze dat in Luxemburg bijvoorbeeld ook.’
De jongste streektaalfunctionaris heeft waarschijnlijk voorlopig de lastigste baan: de 38-jarige taalwetenschapper Jos Swanenberg werkt sinds juli 2004 in de provincie Noord-Brabant, waar - buiten de Randstad - nog de minste belangstelling lijkt te zijn voor dialect. ‘Misschien komt het doordat Brabant het meest verstedelijkt is’, zegt hij. ‘Omroep Brabant zendt bijvoorbeeld nauwelijks dialect uit. Ze hebben een wekelijks programma, 't Brabants uurke, maar daarbuiten spelen ze vooral een landelijke omroep in het klein.’
Streektaalfunctionarissen: v.l.n.r. Pierre Bakkes (Limburg), Siemon Reker (Groningen), Veronique De Tier (Zeeland) en Jos Swanenberg (Noord-Brabant).
Foto: Yvonne de Vries
Foto: Jan Willemvan Vliet
Foto: Chris De Wulf
Foto: Patrick Timmermans