Nultolerantie
Peter Roelofsen - Harlingen
Het februari/maartnummer van Onze Taal bevatte een bijdrage van Herbert Blankesteijn (‘Verkeerd in goede staat?’), waarin hij pleit voor nultolerantie ten aanzien van taalverloedering. Het hellende pad zou geblokkeerd moeten worden door taalkundigen, goed opgeleide mensen in invloedrijke functies en kommaneukende leraren.
Er moeten dus grenzen gesteld en regels gehandhaafd worden - maar welke eigenlijk?
Net als ik (leraar) wordt Blankesteijn (journalist) niet vrolijk van de spellingfratsen van de Nederlandse Ta alunie, wat het moreel in de verdedigingslinies niet ten goede komt. Ik deel Blankesteijns elitaire opvattingen van harte, maar het kommaneuken heb ik wel afgeleerd. Zou de Duitse schaatsster Anni Friesinger, die ook een mondje Nederlands spreekt, in mijn klas zitten en opschrijven dat ze door de Voorstraat ‘loopte’, struikelde, en een gemene blessure ‘krijgde’, dan stonden er uiteraard meteen rode strepen onder haar tekst, maar ja - wie begrijpt eigenlijk níét wat zij bedoelt? Dat soort fouten reken ik dus maar half fout.
Zou die andere leerling (een Nederlandse radioverslaggever) opschrijven wat ik haar hoorde zeggen: ‘er rijden veel auto's in de straten van de politie’, dan kwam er een dikke rode streep onder - niet omdat ik mijn leerlingen graag afstraf met de stelling ‘slecht schrijven is een vorm van slecht denken’, maar omdat je van je fouten kunt leren. Je kunt je bekwamen in helder formuleren. Aan pleidooien tegen taalverloedering verspil ik geen tijd - ik werk liever samen met collega's aan eigentijdse beoordelingsmodelletjes die bruikbaar schipperen tussen wat onbegrijpelijk is (dus ‘fout’) en wat ‘fout’ maar effectief is (dus ‘hoe erg fout?’).