| |
| |
| |
De taal van de Keltische tijger
De teloorgang én opbloei van het Iers
Bruno van Wayenburg
Januari volgend jaar wordt het Iers een officiële EU-werktaal. Het is de eerste keer dat het talenassortiment van de EU wordt uitgebreid zonder dat er gelijk ook een land bij komt. Maar in Ierland zelf wordt het Iers al jaren met uitsterven bedreigd. Alle zeilen worden bijgezet om de taal te behouden. Zal het Iers het redden, of moet ze het afleggen tegen die andere officiële taal: het Engels?
‘Irish is dead’, verzekert Rafael achter in de bus van het vliegveld naar het centrum van Dublin. Hij en twee studentikoze vrienden - losse stropdassen, spelend met hun mobieltjes - reageren vooral lacherig op de vraag of ze het Iers machtig zijn.
‘Ik heb het op school gehad, maar ben het zo snel mogelijk vergeten’, bezweert Rafael. Zijn kameraad is feller. ‘Ik haat het. Het klinkt “horrible”’, walgt hij, maar dat gaat de anderen te ver. ‘Hij wil eigenlijk Engels zijn, niet Iers’, grapt Rafael, en lepelt de paar Ierse woorden en uitdrukkingen op die hij toch nog kent.
Het is nauwelijks een veelbelovend begin voor een zoektocht naar het levende, gesproken Iers, de eerste officiële landstaal van Éire, de Republiek Ierland. Iers is een Keltische taal, nauw verwant aan het Schotse Gaelisch, het Welsh en het Bretons. Het is maar heel in de verte familie van het Engels, de tweede officiële taal van Ierland, die overal in Ierland gesproken wordt (overigens met een sterk Ierse tongval).
| |
Gaeltacht
G(h)aeltacht is de naam voor de gebieden waar van oudsher voornamelijk Iers wordt gesproken.
Iers is al jaren verplicht op straat- en plaatsnaamborden, als vak op alle scholen, en in ieder EU-paspoort. In 2003 is er een taalwet aangenomen die de Ierse overheid verplicht om onderdanen desgewenst in het Iers te woord te staan. En in juni 2005 is besloten dat Iers in 2007 een officiële EU-werktaal wordt. Dat is opmerkelijk, omdat er niet eerder een EU-werktaal bijkwam zonder dat er ook een lánd toetrad.
Maar alle pro-Ierse taalpolitiek ten spijt is het droevig gesteld met het Iers als levende, eerste taal. Werd het in de negentiende eeuw nog overal op het eiland gesproken, ondanks de anti-Ierse maatregelen van de Britten, nu zijn er alleen nog traditioneel Ierstalige gemeenschappen in de afgelegen gebieden van de ‘Gaeltacht’, de naam voor de gebieden waar van oudsher voornamelijk Iers wordt gesproken, voornamelijk aan de westkust. Zo'n 65 duizend mensen hebben daar nog Iers als eerste taal geleerd, maar hun aantal neemt af. Taalkundigen verwachten dat het Gaeltacht-Iers binnen enkele tientallen jaren uitsterft.
| |
Iers als tweede taal
Toch gaat het paradoxaal genoeg ook goed met het Iers. Terwijl het traditionele Iers in de Gaeltacht op zijn laatste benen loopt, groeit de belangstelling ervoor van Engelstalige Ieren in de rest van het land. Tussen 1996 en 2002 is het aantal inwoners van Ierland dat Iers zegt te kúnnen spreken gestegen van
De hernieuwde belangstelling voor het Iers is deels te danken aan het vervagen van de associaties met de nationalistische, streng-katholieke stemming van voorheen.
1,43 miljoen naar 1,57 miljoen, op een bevolking van 4,1 miljoen. Het nieuwe publiek voor het Iers spreekt de taal dus niet als moedertaal, maar als tweede taal, geleerd in een cursus of door de oude schoolkennis op te frissen.
De opleving is merkbaar in het aantal ‘Gaelscoilleanna’, Ierstalige scholen waar alle vakken in het Iers gegeven worden. In twintig jaar is hun aantal vertien- | |
| |
voudigd. De groei komt vooral voor rekening van Engelstalige ouders, die de scholen zelf hebben opgezet om hun kinderen in het Iers op te voeden.
Landschap nabij An Cheathrú Rua, in de Gaeltacht.
Foto: Bruno van Wayenburg
Ierstalige crèches, clubs, cafés, taal- en literatuurkringen, buurtverenigingen en muziekverenigingen bloeien, en in de jaren negentig zijn het weekblad Foinse, het televisiestation TG4, en het dagblad Lá opgericht, alle drie Ierstalig.
| |
Hip
‘We moeten niet al te streng zijn’, vertelt journaliste Ana Ní Shúilleabháin, die werkt voor het hippe en jonge Ierse televisiestation TG4, ‘We kunnen voor de meeste items, ook buiten de Gaeltacht-gebieden, altijd wel iemand vinden die redelijk Iers kan en wil spreken.’
Ní Shúilleabháin, die in Dublin woont, is zelf een voorbeeld van een tweedetaalspreekster. Ze leerde het Iers pas goed op haar zeventiende, toen ze enthousiast gemaakt was voor die taal. Nu spreekt ze naar eigen zeggen nauwelijks nog Engels, ‘Er zijn heel weinig mensen met wie ik geen Iers spreek. Er is hier een soort Ierstalige scene ontstaan’, zegt ze.
‘Uniek voor de Ierse situatie is de creatie van een gemeenschap van tweedetaalsprekers die veel groter is dan de traditionele Gaeltacht-gemeenschappen’, schrijft de Amerikaanse taalkundige en Iers-kenner Jim McCloskey van de University of California, Santa Cruz. Als het Iers overleeft, voorspelt hij, is het in die gemeenschap, als tweede taal. Dat is niet hetzelfde als het redden van het traditionele Iers, en het nieuwe revival-Iers is ook taalkundig armer dan het origineel, stelt hij, ‘maar misschien is dit het beste waar je op kunt hopen.’
| |
Dialectrenaissance
De herleving van het Iers doet denken aan de dialectrenaissance die sinds een jaar of tien in Nederland en andere landen van Europa gaande is: een sterk toegenomen belangstelling voor streektalen en dialecten als het Zeeuws, Gronings of Limburgs, vooral in muziek, literatuur en theater.
De regionale taal is daarbij drager van eigenheid, sfeer en culturele identiteit, en niet per se een van huis uit geleerd communicatiemiddel. In tegenstelling tot vroeger leeft de belangstelling sterk onder hoogopgeleiden, stedelingen en mensen die de taal of het dialect van huis uit niet machtig zijn (wat ook leidt tot een mindere kwaliteit dialect).
Je zou de Ierse opleving hiervan een extreem geval kunnen noemen. Extreem, omdat Iers helemaal geen dialect is van het Engels. Dat betekent dat Engelstalige Ieren flink moeite moeten doen om hun ‘eigen’ taal echt te leren spreken. De Ierse spelling is notoir moeilijk, de grammatica verschilt radicaal van die van het Engels, en ook de woordenschat kent nauwelijks overeenkomsten (zie het kader hieronder). De taal passief oppikken, of verstaan zonder te spreken, zoals een Nederlandstalige in Zeeland, Limburg of zelfs in Friesland nog wel kan, is er dan ook niet bij.
| |
Iers is radicaal anders
De moeite die Engelstalige Ieren doen om het Iers te leren, is des te opvallender als je bedenkt hoezeer die twee talen van elkaar verschillen. In het Iers beginnen zinnen in het algemeen met het werkwoord, en onder bepaalde omstandigheden kunnen de eerste klanken van woorden veranderen.
Ook de Ierse spelling doet nogal ingewikkeld aan, door de vele accenten, schijnbare klinkeropeenhopingen, h's, en zelfs hoofdletters midden in woorden. Volgens ingewijden is het systeem, dat vrijwel fonetisch is, logischer dan dat van het Engels - als je het eenmaal doorhebt.
Cén post atá agat? ‘Wat voor werk doe je?’ (letterlijk: ‘Welk werk is bij jou?’)
Is dalta mé. ‘Ik ben student.’
Is múinteoir mé. ‘Ik ben leraar.’
Is breá liom caife. ‘Ik hou van koffie.’
Cé hé sin? ‘Wie is hij?’
Sin é Seán. ‘Hij is Seán.’
An dtuigeann tú? ‘Begrijp je het?’
Tuigim. ‘Ik begrijp het.’
Ní thuigim. ‘Ik begrijp het niet.’
Cá bhfuil mo chíor agus mo scuab? ‘Waar zijn mijn kam en mijn borstel?’
Tá mé i mo chónaí i bPhiladelphia. ‘Ik woon in Philadelphia.’
De zinnetjes komen van www.daltai.com, de website van de Amerikaanse vrijwilligers van Daltaí na Gaeilge (‘Studenten van de Ierse taal’), die zich sterk maken voor het Iers. Op de website is ook te horen hoe bovenstaande zinnetjes moeten worden uitgesproken. De taal is ook uitgebreid te beluisteren op Raidió na Gaeltachta (www.rte.ie/rnag), en een complete cursus is te vinden op www.gaeltalk.net.
| |
Waardering voor het eigene
De hernieuwde belangstelling voor het Iers is deels te danken aan toegankelijkere en modernere leermethoden, maar ook aan het vervagen van de associaties met de nationalistische, streng-katholieke stemming die tot een jaar of tien geleden het land beheerste (echtscheiding was bijvoorbeeld tot 1995 verboden in Ierland).
Het Iers stond voor Iers nationalisme, en in de jaren zeventig en tachtig werd de taal bovendien in verband gebracht met steun aan de Noord-Ierse strijd (veel IRA-leden leerden de taal in Noord-Ierse gevangenissen, daarom ook wel bekend als de ‘Jailtacht’). Daarvóór nog werd Iers decennialang geassocieerd met de armoede en ‘achterlijkheid’ van het Ierse platteland.
Pas sinds eind jaren tachtig, na het gloren van een vredesperspectief in Noord-Ierland, werd Ierland opener en internationaler. De economische hausse in de
| |
| |
jaren negentig, die Ierland tot ‘Keltische tijger’ in een economisch kwakkelend Europa maakte, gaf nieuw zelfvertrouwen. Daardoor groeide ook de waardering voor het eigene, getuige ook de nieuwe belangstelling voor Ierse sporten als hurling en Gaelic football, en voor Ierse volksmuziek en dans, inmiddels exportproducten. De Ierse taal hoort daar ook bij.
| |
Kunstmatig
Toch klinken er ook stemmen die de Ierse taalrevival als iets kunstmatigs zien. Vooral de liberale kwaliteitskrant The Irish Times geldt als bastion van Iersvijandigen. Die zien de Ierse taalrenaissance als een intellectuele hobby, een taalpolitieke fictie die te veel aandacht en subsidie krijgt.
‘Je hoort altijd dat het Iers mode onder intellectuelen is, dat het een yuppiestatussymbool is om je kind op een Ierse school te hebben’, zegt Brian Ó Gáibhin, beheerder van het Ierstalige buurthuis Áras Chrónáin, ‘maar moet je eens om je heen kijken.’ We zijn in de grote Dublinse arbeiderswijk Clundalkin. Tussen de lange rijen kleine rijtjeshuizen zitten kleine kruidenierswinkels, wasserettes en belwinkels. Áras Chrónáin zit in een oud rentmeestershuis midden in de wijk. ‘We hebben hier een “preschool”, twee “junior schools” en een “secondary school”. 1200 kinderen krijgen hier een Ierstalige opvoeding’, ronkt Ó Gáibhin.
Op ramen, deuren en trappen hangen briefjes met de Ierse woorden ervoor: fuinneog, doras, staighre. Buiten trainen meisjes van een jaar of zeven op een voetbalveldje. De geroepen aanwijzingen van de trainers zijn inderdaad in het Iers, net als het praatje dat Ó Gáibhin maakt met de schoonmaakjuffrouw (al gaat een gefluisterde roddel met de koffiejuffrouw toch weer in het Engels). Taaltheater? Ó Gáibhin vindt van niet. ‘Het hoort bij wie we zijn’, zegt hij. Bovendien leren zíj́n kinderen het Iers zo weer als eerste taal.
Ana Ní Shúilleabháin van het hippe Ierse tv-station TG4: ‘Er zijn heel weinig mensen met wie ik geen Iers spreek.’
Foto: Bruno van Wayenburg
| |
Supermarkt
In de Gaeltacht zelf is het intussen moeilijk om de taal in het wild te betrappen, is me verteld. De mensen spreken daar vooral thuis Iers. Ik kreeg de tip eens naar het dorpje An Cheathrú Rua te gaan. Daar, in een van de laatste bastions van het traditionele Iers, zou je in de supermarkt nog gewoon in die taal worden aangesproken.
An Cheathrú Rua stond op oude kaarten ook wel als Corroroe, maar een nieuwe wet verbiedt Engelse plaatsnamen in de Gaeltacht (tot verdriet van toeristen, die met de complexe Ierse spelling maar moeilijk overweg kunnen). Onderweg ernaartoe is vanuit de auto te zien hoe het landschap ruiger wordt. Winderige weiden, veel schapen en stenen muurtjes, en maar een paar (verweerde) huizen daartussen. Het dorpje zelf ligt op een schiereiland, en bestaat voornamelijk uit een rij huizen en winkels.
Het bastion lijkt te wankelen. ‘Good day’, zegt de dame achter de kassa in de supermarkt. Een praatje met een klant gaat in het Engels. Ook in het steakrestaurant, in country-and-westernstijl, lijkt Engels inmiddels de norm. Jazeker, we spreken hier Iers, zegt het meisje achter de toonbank trots. Maar haar overleg met collega's is toch duidelijk te verstaan.
Verderop dan, in de buurtwinkel Tígh Mhicí? Er staat een boom van een heer in witte overjas achter de toonbank - eigenaar Micí ó Flathartá, blijkt later -, zacht in gesprek met een klant. Het is moeilijk te zeggen in welke taal. Maar dan bast hij een onmiskenbaar ‘Dia dhuit!’, ‘God zij met u’, als begroeting van mij, zwijgende vreemdeling. Om vervolgens de prijs van mijn appeltaart en krant te noemen: ‘Cáca milis agus nuachtán, sin euro agus ceithreacha cent’ (‘een taart en een krant, dat is een euro veertig’). Het oude Iers leeft nog. En het nieuwe bloeit op.
|
|