Hij voegt hieraan toe: ‘Gewoonlijk is de bevolking flegmatiek en men waarschuwt zelden voor gevaarlijke situaties. Ik hoorde pasopo van mijn werknemers, en zag het bij een grensovergang naar Uganda en Kameroen ook op een bord staan (ik veronderstelde eerst dat mijn waarschuwing verbasterd werd)’.
Ook in Zambia, waar eveneens Bantoetalen worden gesproken, hebben twee inzenders herhaaldelijk pasop(o)! gehoord, bijvoorbeeld van kinderen op straat. De ene informant vertelt: ‘Men riep het als waarschuwing wanneer bijvoorbeeld een slang of gemene hond werd gesignaleerd. De betrokkenen spraken verder geen Nederlands of Engels, maar pasop! was duidelijk hoorbaar. Onze hulp in de huishouding legde uit dat het “be careful” betekende. Waarschijnlijk toch via Zuid-Afrika erin geslopen, maar bijzonder omdat daar verder erg weinig van te merken is.’ De andere informant specificeert: ‘Het woord is overgenomen uit het (verre) Zuid-Afrika in de periode tussen 1915 en 1940.’ Pasopo betekent ook: ‘ik waarschuw je voor de laatste maal!’
Inderdaad is pasop een veelgebruikt woord in het Afrikaans, de taal van Zuid-Afrika: ‘Jy moet pasop, hoor!’ Dit Afrikaanse pasop is in de vorm bassopa! ook terechtgekomen in de lokale talen van Zuid-Mozambique, zoals de Bantoetalen Shona en Ronga, zo bericht een expat. ‘Mijnwerkers uit Mozambique maakten in de mijnen in Zuid-Afrika voor het eerst kennis met de Nederlandse term. Bassopa! is “pas op!”, “onderuit!” Mijnwerkers gaan al honderd jaar naar Zuid-Afrikaanse mijnen.’ Genoemde expat heeft dit woord gehoord van collega's op het werk, maar vond het ook in de schrijftaal. Hij voegt eraan toe: ‘Ongetwijfeld komen deze woorden ook voor in Zimbabwe, Swaziland, Botswana en Lesotho, landen die ook veel mijnwerkers hebben geleverd aan de Zuid-Afrikaanse mijnen.’
Zijn veronderstelling over Zimbabwe wordt door een andere inzender bevestigd. Deze heeft als zendeling-ontwikkelingswerker gewerkt in Nkayi in Zimbabwe. Men spreekt daar IsiNdebele, een Zoeloe-taal. ‘Pas op werd eens gebruikt om een vrouw te waarschuwen die in het water dreigde te vallen.’
Kennelijk is het Nederlandse pas op via twee wegen bekend geworden op het continent Afrika: enerzijds via de Belgische koloniën en anderzijds via het Afrikaans. Met als gevolg dat Nederlanders in Afrika overal, behalve in de noordelijke, Arabischsprekende landen, anderen in hun moedertaal kunnen waarschuwen voor gevaar.
De genoemde uitleenwoorden vormen slechts een fractie van het ingezonden materiaal. Er zitten nog veel meer parels tussen. Ik zal er in de komende afleveringen van deze rubriek op terugkomen. Op deze plaats wil ik alle inzenders hartelijk danken. Nieuwe inzendingen van uitleenwoorden en daarmee samenhangende anekdotes blijven zeer welkom op www.onzetaal.nl/2005/10/oproep.php.