| |
| |
| |
[Nummer 11]
| |
| |
| |
‘We stellen inburgeringseisen aan nieuwe Nederlandse woorden’
Interview met Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale
Jan Erik Grezel
Het Nederlands verandert, en Van Dale verandert mee. In de kersverse veertiende editie van ‘de dikke Van Dale’ staan koksroom, cameratoezicht, loverboy en nog 8997 nieuwe ingangen. Hoofdredacteur Ton den Boon over de totstandkoming van de jongste versie van het woordenboek.
‘Daar baal ik wel van, dat die laatste betekenis van input er niet in staat!’, bromt Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale. Ik heb hem een lijstje voorgelegd met vijftien woorden en uitdrukkingen die naar mijn idee de laatste jaren populair zijn geworden, zoals terreurnetwerk, (een cd) branden, gedist en iets communiceren. Staan die in de nieuwe editie van de grote Van Dale, die half oktober met veel vertoon werd gepresenteerd? Ja, allemaal. Ook input is uiteraard een trefwoord, met drie betekenissen: ‘energie die, (elektrisch) vermogen dat aan een machine of een apparaat wordt toegevoegd’, ‘invoer’ als computerterm en ‘het kapitaal waarmee de onderneming wordt gefinancierd’. Maar Nederlanders kunnen tegenwoordig ook klagen dat ze ‘te weinig input’ krijgen. Input duidt in deze betekenis op een vorm van sociale omgang. Die betekenis heeft Van Dale nog niet gehaald, moet Den Boon tot zijn spijt erkennen.
| |
Engels
‘Johan Hendrik van Dale, die in de negentiende eeuw de basis legde voor het huidige woordenboek, zei het al: “Een woordenboek is nooit af.” Op het moment dat je er een punt achter zet, is het al verouderd. Het Nederlands is springlevend en dynamisch.’
In de nieuwe editie van de grote Van Dale - drie kloeke delen - staan 225.000 woorden; 9000 daarvan zijn nieuw in vergelijking met de vorige editie, uit 1999. Voor ongeveer 3000 in onbruik geraakte woorden viel het doek. Per saldo groeit de Nederlandse woordenschat gestaag. Volgens velen zijn het vooral Engelse termen. Klopt dat? Den Boon: ‘Het percentage Engelse woorden dat in het Nederlands terechtkomt, blijft vrij constant: het is nu elf procent van de nieuwe woorden. Dat lijkt misschien dreigend, maar in de praktijk valt dat erg mee. Veel van die Engelse woorden worden razendsnel aangepast aan het Nederlands. Neem nu weblog, “internetdagboek”: daarvan dook al heel gauw de Nederlandse werkwoordsvorm webloggen op. Bovendien wordt weblog door iedereen op z'n Nederlands uitgesproken. En vergeet niet dat veel Engelse woorden ook weer net zo snel verdwijnen als ze komen. Typische jaren-tachtigwoorden als window en toolbar zijn allang vervangen door venster en werkbalk.’
Na zes jaar al een nieuwe editie, terwijl er vroeger tussen de edities meestal een jaar of tien zat. Verandert het Nederlands sneller of kunnen jullie dankzij digitale hulpmiddelen sneller nieuwe woorden opsporen?
‘Beide spelen een rol. Die technologische ontwikkeling staat los van wat er in de taal gebeurt. We hebben in de loop van 2003 geconstateerd dat er toch allerlei woorden die al helemaal ingeburgerd waren, niet in de laatste editie stonden. Eerwraak bijvoorbeeld, en bewakingscamera, en kogelbrief. In het algemeen heeft vanaf 2001 de dreiging van terrorisme in de westerse wereld voor behoorlijk wat nieuwe woorden gezorgd.’
Speelde ook niet een rol dat vorige maand het nieuwe Groene Boekje verscheen, waarin allerlei woorden anders worden gespeld?
‘Ja, natuurlijk, vooral vanuit de uitgeverij bestond de wens om zo snel mogelijk na de publicatie van het Groene Boekje een nieuwe editie van de grote Van Dale op de markt te brengen. Wat je ook van de aangepaste spelling mag vinden, de grote Van Dale moet ook op dat terrein up-to-date blijven.’
| |
Criteria
Wanneer is een nieuw woord echt rijp voor Van Dale?
‘Er zijn twee belangrijke criteria. Het woord moet algemeen gebruikt worden en het moet enige tijd - ongeveer drie jaar - in het Nederlands voorkomen. We stellen inburgeringseisen aan het nieuwe Nederlands.’
‘Als een woord typisch jongerentaal is, nemen we het niet op, tenzij het ook buiten die specifieke groep gebruikt wordt, zoals flex in “Alles flex?” (“alles kits?”) en lauw (“relaxed”). Het woord doekoe (“geld”) staat er ook in; het komt uit de straattaal, de smeltkroestaal van jongeren uit allerlei etnische groepen. Het woord brada (“broer, vriend”) moet zich nog bewijzen en staat er dus niet in.’
Maar je noemt nu evengoed een aantal woorden
| |
| |
die volgens mij de meeste Nederlanders niet kennen. Hoe definieer je dat ‘algemeen gebruik’?
‘Er zijn woorden die bijvoorbeeld alleen in het Vlaamse taalgebied of in Groningen gebruikt worden en nergens anders. Toch horen ze in Van Dale thuis, want ze voldoen aan het criterium: gedurende enige tijd aangetroffen in de algemene media. In de regel is dat dus ongeveer drie jaar. Die eis voorkomt dat we eendagsvliegen opnemen. We mogen ons niet laten leiden door de waan van de dag. Daardoor heeft Van Dale iets behoudends; nieuwe woorden komen met enige vertraging in het woordenboek terecht. Maar liever een paar woorden niet of later opgenomen, dan één woord wel dat al snel weer uit het Nederlands verdwenen is. Eclipsjager is zo'n “zomerkomkommer” uit augustus 1999, toen er een totale zonsverduistering was. Dat hoort niet in het woordenboek thuis.’
‘Wat we ook niet opnemen, zijn doorzichtige samenstellingen en afleidingen als taxioorlog en zelfdodingsconsulent. Zo zal ophokplicht er ook niet in komen. Van Dale streeft bij samenstellingen niet naar volledigheid. We beschrijven alleen de woorden die “verklaringsbehoeftig” zijn. Het woord draaideurcrimineel nemen we dus wel op. We moeten uitleggen waarom een bepaald type crimineel zo genoemd wordt.’
Er zijn dus ook veel Nederlandse woorden niet in Van Dale te vinden.
‘Op de cd-rom staan ongeveer 270.000 woorden, bijna 50.000 meer dan in het woordenboek. Dat zijn met name samenstellingen [woorden als deurkruk, waarvan de afzonderlijke delen ook zelfstandig gebruikt worden - JEG] en afleidingen [bijvoorbeeld deurtje, waarvan minimaal één deel (-tje) niet zelfstandig voorkomt - JEG]. We noemen geen 25 soorten jam in het woordenboek, maar dankzij de compactheid van de cd-rom konden we die volledigheid wél bieden. En met woorddelen, vooral bijvoorbeeld -loos, -baar en -zaam, kun je massa's afleidingen maken; achter al die woorden kun je nog weer -heid zetten. Zonde van de ruimte om die allemaal in het boek op te nemen. Wij nemen daarin nu vooral de woorden op die verklaard moeten worden.’
Is er binnen de redactie ook wel onenigheid over wel of niet opnemen?
‘Er is wel discussie. Het woord cultuurrelativisme was volgens een redacteur een doorzichtige samenstelling. Maar ik vond dat dat woord zeker in het licht van de multiculturele samenleving nadere uitleg verdiende. Ik kon hem overtuigen door er citaten van te geven. In mijn ogen moet de grote Van Dale in de selectie van de woorden een afspiegeling zijn van de tijd waarin we leven.’
| |
Politici
Is de manier waarop jullie verklaringen geven ook veranderd?
‘De omschrijvingen en definities bij nieuwe woorden zijn toegankelijker. Neem sorrydemocratie. Het woord is geïntroduceerd door Jan Marijnissen van de SP, en Ed van Thijn heeft een boek geschreven met die titel. De omschrijving luidt: “democratie waarin het gewoon is dat politici, met name ministers, geen consequenties verbinden aan falend politiek beleid door af te treden, maar volstaan met het aanbieden van excuses en het beloven van beterschap”. Dat begrijpt iedereen. Het kan misschien korter, maar dan wordt het onduidelijk.’
Van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon: ‘De meest productieve leverancier van nieuwe woorden is het ANP.’
Je noemde net twee politici. Is ‘Den Haag’ de hofleverancier van Van Dale?
‘De politiek zorgt voor veel nieuwe woorden en uitdrukkingen. In de afgelopen periode heeft het “fortuynisme” voor vernieuwing gezorgd, en als reactie op de “knuffelcultuur” uit de jaren tachtig en negentig kregen we het “nieuwflinks” - allemaal woorden die in Van Dale zijn terechtgekomen.’
‘In de nieuwe editie vind je ook inquisitiedemocratie en dramademocratie. Politici zijn mensen die in het brandpunt van de belangstelling staan, net als sommige juristen en voetbalcoaches. Journalisten van krant, radio en tv hangen aan hun lippen. Als zo iemand een nieuw woord lanceert, wordt dat meteen overgenomen. Co Adriaanse, oud-trainer van Ajax en AZ, verwijt op een persconferentie de sportpers scorebordjournalistiek en het woord staat de volgende dag in de krant. Heb je gemakkelijk toegang tot de media, dan zullen jouw neologismen eerder ingang vinden. Zelfs un momento dado van Johan Cruijff, een letterlijke vertaling in het Spaans van “een gegeven moment”, is in het woordenboek terechtgekomen, omdat het een eigen leven is gaan leiden.’
‘Ook uit het culinaire circuit komen verrassenderwijs vrij veel nieuwe woorden, zoals koksroom. Maar de meest productieve leverancier is het ANP. Anonieme bureaujournalisten “vertalen” ellenlange persberichten in samengebalde taal. Ze moeten daarbij vaak nieuwe woorden en samenstellingen bedenken. Ik geloof dat woorden als kogelbrief, cameratoezicht, veelpleger, Zalmsnip en Zalmnorm op het ANP-kantoor geboren worden. Van veel woorden kunnen we daardoor niet precies vaststellen wie ze bedacht heeft.’
Het gros van de nieuwe woorden zijn zelfstandige naamwoorden. Hoe staat het met neologismen bij de werkwoorden of andere woordsoorten?
‘Nieuwe werkwoorden komen al veel minder voor
| |
| |
dan zelfstandige naamwoorden, maar ze zijn er wel: latten (‘een lat-relatie hebben’), vutten (‘met de VUT gaan of zijn’), lasergamen. Van vutten kun je nu al voorspellen dat het woord over twintig jaar niet meer bestaat, omdat de VUT-regeling wordt afgeschaft. Maar die woorden horen wel in het woordenboek thuis.’
| |
Verdwenen woorden
Behalve nieuwe woorden ópnemen moeten jullie ook woorden schrappen. Wat is er uit Van Dale verdwenen en waarom?
‘Veel woorden uit de landbouw zijn verdwenen. Niet veel Nederlanders zullen het woord achtermeid nog kennen. Dat was de meid op de boerderij die niet in het voorhuis werkte, maar bijvoorbeeld achter in de stal de koeien moest melken. Ook afzwaarden (“de bovenste laag van een stuk land afhalen”) en bloedkool (“kool verkregen uit bloed dat men laat indrogen en daarna sterk verwarmt, gebruikt als geneesmiddel”) zijn gesneuveld.’
‘Van Dale wil nadrukkelijk ook een historisch woordenboek zijn, vandaar dat we de algemene taalvormen van ongeveer de afgelopen 150 jaar beschrijven. Toch gaan we ervan uit dat een woord dat gedurende twee generaties niet meer gebruikelijk is, verouderd is. Als het een samenstelling of een afleiding betreft, is de kans groot dat we die schrappen. Ongelede woorden (dus niet de samenstellingen of afleidingen) en verouderde betekenissen van ongelede woorden behouden we gewoonlijk wél, met het label “verouderd”. Veel woorden met -lust en -zucht verdwijnen, en stemmengerucht bijvoorbeeld staat er niet meer in. Er raken ook woorden in onbruik doordat we gewoon andere woorden voor een verschijnsel hebben. We “lillepitten” niet meer, maar “rillen van de kou”. Voor bepaalde begrippen zijn er nogal eens verschillende woorden in omloop, bijvoorbeeld een Engelse en een Nederlandse term, en dan zie je toch dat er spontaan voor de Nederlandse term gekozen wordt. Ik noemde net al window en toolbar, maar ook het woord wordprocessor is verdwenen. Iedereen zegt nu “tekstverwerker”. En recenter: ringtone. Dat wordt door iedereen als “ringtoon” uitgesproken, en het woord beltoon is in opkomst. Drie woorden voor één verschijnsel. Taal is kennelijk niet altijd economisch. Ze staan er dus alle drie in, maar ik voorzie dat beltoon uiteindelijk als enige overblijft.’
Wat zijn jullie belangrijkste bronnen bij het selecteren en saneren?
‘Landelijke dagbladen, tijdschriften, tv-journaals, de radionieuwsdienst, boeken, maar ook wel reclameblaadjes. Met al die bronnen hebben wij grote gegevensbestanden aangelegd met een gigantische hoeveelheid woorden. Van Dale beschikt over de grootste verzameling woorden die er van het Nederlands is.’
Maar is de belangrijkste bron niet de spreektaal, de taal van alledag?
‘Ten eerste hebben we niet echt de technische middelen om systematisch de spreektaal als bron te gebruiken. We kunnen niet onze redacteuren de straat op sturen om spontane taal op te vangen. Maar we putten wel uit internetbronnen - met name sites waarop mensen met elkaar communiceren, zoals chatboxen, en weblogs - waar je een benadering van de spreektaal vindt. In de tweede plaats is gesproken taal vluchtiger. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de taal van marketing en reclame. Een product gaat twee of drie jaar mee. Soms hebben nieuwe woorden uit die hoek een duurzaam karakter: braadboter. Nieuwe spreektaalwoorden en -uitdrukkingen die een blijvend karakter hebben, sijpelen vanzelf wel door in de geschreven media waaruit wij oogsten.’
| |
Wel of niet in van Dale?
Wel |
Niet |
• terreur wordt als tweede deel van een uitdrukking soms in afgezwakte betekenis gebruikt, zoals in geestelijke terreur, burenterreur. |
• terreurdreiging: een doorzichtige samenstelling. |
• doekoe (‘geld’): is vanuit de straattaal en uit raps door andere groepen overgenomen. |
• brada (‘broer, vriend’): (nog) niet voldoende ingeburgerd. |
• oké (als instemming). |
• oké (‘o, juist ja’, ‘o, is dat zo?’): programmatuur kan deze - vooral in de spreektaal gebruikte - betekenis nog niet traceren. |
• polderen (‘overleggen’): in navolging van Fortuyn wijdverspreid. |
• verlofknip (geïntroduceerd door LPF-kabinet i.v.m. levensloopregeling): niet ingeburgerd door kortstondige kabinetsperiode. |
• aanbetaling: een woord met een betekenis die niet blijkt uit de losse onderdelen. |
• heraanbetaling (een afleiding met een voorvoegsel her-): de grondbetekenis van her- is onder die ingang te vinden. |
• achteloosheid: heeft een concrete en abstracte betekenis; heeft bepaalde ‘collocaties’ (vaste verbindingen met een speciale betekenis): uit achteloosheid. |
• aangenaamheid: gewone combinatie van aangenaam en heid; de grondbetekenis van het achtervoegsel -heid is te vinden onder de ingang -heid. |
| |
Computer
En dat oogsten gaat nu stukken makkelijker door het computergebruik.
‘Tegenwoordig gebeurt het signaleren van nieuwe woorden via programmatuur. En bij het beschrijven gebruiken we de vindplaatsen van die woorden. Het computerprogramma levert een soort concordantie - een overzicht van de plaatsen waar zo'n woord voorkomt. Als dat er erg veel zijn, worden er willekeurig een stuk of vijftig uitgekozen. Op basis van die vindplaatsen - de nieuwe woorden in hun context - maakt een redacteur een omschrijving.’
Nieuwe woorden kun je met goede programmatuur gemakkelijk uit de grote gegevensbestanden vissen. Maar als bestaande woorden nieuwe betekenissen krijgen, heb je toch niks aan digitale hulpmiddelen?
‘Jazeker wel. We gebruiken computerprogramma's die ook naar de woordomgeving kijken. Je kunt bijvoorbeeld een woord als tablet invoeren. Je krijgt een overzicht van woorden die regelmatig in de omgeving van tablet opduiken. Je verwacht misschien dat zulke omgevingswoorden iets met medicijnen te maken hebben: innemen, aandoening, etc. Maar als je nu een aantal keren ziet dat er keuken of vaatwasser in die
| |
| |
omgeving staat, ben je een nieuwe betekenis van het woord tablet op het spoor: “zeeppoeder in tabletvorm voor vaatwassers”.’
Kun je op die manier ook de vinger op kleine betekenisveranderingen leggen? Het woordje oké bijvoorbeeld betekent ‘goed’, ‘akkoord’, maar het wordt steeds vaker neutraal gebruikt, als een soort ontvangstbevestiging: ‘ik heb gehoord wat je gezegd hebt’.
‘Dat zijn inderdaad lastige woordjes. De programmatuur die zulke nuances weet te traceren, is nog in ontwikkeling. En het is ook een echt spreektaalwoordje, wat het extra moeilijk maakt om die specifieke betekenis of dat gebruik op te sporen. Het blijft mensenwerk. Soms heb je een subtiele uitbreiding binnen één betekenisomschrijving. Ik heb vastgesteld dat het woord God ook veelvuldig door moslims in Nederland wordt gebruikt om het Opperwezen aan te duiden. In de oude omschrijving van God in Van Dale is sprake van “met name het opperwezen voor joden en christenen”. Dat klopt dus niet. In de volgende editie moet daar “moslims” aan worden toegevoegd.’
| |
Allusies
‘Bij dit werk steunen we ook nog altijd op een uitgebreid netwerk van informanten, mensen die gevraagd en ongevraagd opvallende woorden en uitdrukkingen noemen. Enerzijds zijn dat specialisten die vaktermen aanleveren en beoordelen, bijvoorbeeld chemici. Maar er zijn ook veel taalliefhebbers die incidenteel materiaal leveren. Daarbij komt tegenwoordig eveneens de computer van pas. Op de website van Van Dale vind je een invulformulier voor nieuwe woorden en uitdrukkingen.’
We hebben het nog nauwelijks gehad over nieuwe úítdrukkingen. Staat kort lontje in Van Dale?
‘Die staat er inderdaad in. Er zijn in de nieuwe editie ook voor het eerst zogenoemde allusies toegevoegd, dat zijn bekende uitspraken, titels en citaten waarop je kunt variëren. Dat is een productieve categorie. Zo staat het Nederlands bol van de variaties op tussen droom en daad (Elsschot). Ook De ondraaglijke lichtheid... (Kundera), Voer voor... (Mulisch) hebben we opgenomen. Onder die allusies zijn veel Engelstalige, zoals Everything you always wanted to know about..., maar ook Duitse: Also sprach...’
‘Van Dale vermeldt ook eigennamen die soortnamen zijn geworden. Nieuw is natuurlijk het werkwoord googelen. Soms kun je haast voorspellen dat er een nieuw woord gaat komen. Ik zit erop te wachten dat ik voor het eerst het woord marktplaats tegenkom in de betekenis van “handelsplaats op internet”. De eigennaam van de bekende site Marktplaats.nl wordt geheid een soortnaam.’
Wat is jouw favoriete Nederlandse neologisme?
‘Asbestemming, bekend als titel van het boek van A.F.Th. van der Heijden over de dood van zijn vader, maar ik weet niet of hij het zelf ook bedacht heeft. In dat woord schuilt alles van het laatste, het definitieve einde.’
|
|