Het mooiste woord van...
Han van Gessel
Het is een warme, zomerse zondagmiddag. De stad ligt er verlaten bij, dus wat doen we nog hier? Eropuit! Maar waarnaartoe? Het strand ligt al tjokvol, het bos lokt ook niet erg en voor het museum is het zonde van het weer.
Een roeibootje huren - dat is het! Wij naar Den Ilp, waar vriendin daar in het prachtige Waterland een idyllisch plekje weet om lekker even een tijdje te pieremachochelen in het landschap van Nescio.
Langzaam trekken de roeispanen hun voren in het lome water van de sloot. Kikkers schieten weg in het riet. Kieviten vliegen luid kirrend op van hun verborgen nesten in de wei. Koeien staren ons goedmoedig aan. De zon neigt traag ter kimme. In de verte bast een boerderijhond.
Domweg gelukkig in een pieremachocheltje.
Sinds die middag koester ik het woord als een dierbare ‘lieu de mémoire’. Het is natuurlijk een woord van niks (wie gebruikt het nou nog?) en sommigen krijgen al kippenvel van de vreselijke tuttigheid die ervan afstraalt, maar mij pakken ze het niet meer af. Pieremachochel. Kwellen zorgen mij of ben ik wat terneergeslagen, dan zeg ik hardop in mezelf: ‘pieremachochel’, en dan gaat-ie wel weer.
Toch even gekeken waar het woord vandaan komt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft als herkomst de samenstelling van pieren ‘foppen, beetnemen’ en machochel, eigenlijk ‘zwaar en log vrouwmensch’. En, staat er in één adem bij: ‘thans inzonderheid bekend, bij sportslui (giekroeiers enz.), als benaming voor een gewoon roeischuitje, nl. roeischuiten die men huren kan en waarin burgerlui uit roeien gaan.’
Kan me allemaal niks schelen. De romantiek van een woord - daar gaat het om.
Han van Gessel is oud-redacteur van de Volkskrant en was jarenlang de drijvende kracht achter het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Inmiddels is hij met pensioen.