| |
| |
| |
[Nummer 7/8]
| |
| |
| |
Taalmythen
Er bestaan opvattingen over taal die zo hardnekkig zijn dat het lijkt alsof ze niet meer bewezen hoeven te worden. ‘Vreemde woorden bedreigen het Nederlands’ is er een. Of: ‘De ene taal wordt sneller gesproken dan de andere.’
In de serie ‘Taalmythen’ onderwerpen we een aantal van dergelijke veelgehoorde opvattingen aan een nadere beschouwing. Ditmaal gaat het om de zogenoemde ‘scrabblemythe’.
| |
De scrabblemythe ‘Staat een woord niet in het woordenboek, dan bestaat het niet’
Ewoud Sanders
Bestaat het woord mwah? En kopkluiven? Of napoetsen? Bij twijfel wordt er vaak gegrepen naar het woordenboek, vooral naar de grote Van Dale. Die is zo dik dat alles er wel in zal staan. Maar is dat ook zo? Heeft het woordenboek altijd het laatste woord?
Wie weleens scrabbelt, kent het probleem. Een speler legt een lang en veel punten opleverend woord, en redt zich daarmee uit een onmogelijk lijkende positie. Triomfantelijk kijkt hij om zich heen. Maar dan begint het gemor van de tegenstander:
- | Hè? Dat woord ken ik helemaal niet. |
- | Nou het bestaat wél hoor, kijk maar in het woordenboek. |
- | Pech voor jou, maar daar staat het dus níét in. Kortom, dat woord bestaat niet. |
De details zullen verschillen, maar reken er maar op dat jaarlijks ook heel wat andere taaldisputen met het woordenboek worden beslecht. Inzet: de betekenis, de gevoelswaarde, de spelling of het al dan niet bestaan van een woord. De meest geraadpleegde scheidsrechter: de grote Van Dale. De keuze voor de grote Van Dale ligt voor de hand, want dat is - op het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) na - het dikste en meest gezaghebbende woordenboek voor het Nederlands. Niet alleen scrabbelaars en onderwijzers mogen het graag ter hand nemen, ook rechters, advocaten, eindredacteuren en de voorzitter van de Tweede Kamer.
In de laatste, dertiende druk van de grote Van Dale (1999) staan ruim 230.000 trefwoorden. Betekent dit dat het Nederlands evenzoveel woorden telt? Nee. In het WNT, dat het Nederlands van de zestiende tot het begin van de twintigste eeuw beschrijft, staan zo'n 350.000 trefwoorden, en er bestaan puzzelwoordenboeken met ruim een miljoen ingangen.
In theorie is het helemaal niet zo moeilijk om een woordenboek met nog veel meer trefwoorden te maken. Zoals bekend fabriceren we in het Nederlands aan de lopende band nieuwe samenstellingen en afleidingen. Een greep uit de samenstellingen van de afgelopen tijd: ja-kamp, nee-kamp, ja-campagne, nee-campagne, grondwetreferendum, anti-grondwetstemming, EU-scepticus, EU-fanaat, grondwetsdeskundige, grondwetshow, grondwelfolder, grondwetkrant, enzovoort, enzovoort. U ziet: met de blokken van de Nederlandse woordenschat kun je een toren bouwen waarbij die van Babel volkomen in het niet valt.
| |
Scrabblewoordenlijst
Zijn er veel mensen die geloven in de mythe dat een woord pas écht bestaat als het in een woordenboek is opgenomen? Daar lijkt het wel op. Men heeft het gevoel dat een woord pas echt geaccepteerd is als het bijvoorbeeld tot de kolommen van de grote Van Dale is doorgedrongen. Pas dán heeft een woord (dan wel: een betekenis of een uitdrukking) burgerrecht verkregen, pas dán telt het officieel mee. Of deze mythe onder scrabbelaars sterker leeft dan onder niet-scrabbelaars, is nooit onderzocht. Zeker is dat veel scrabbelaars als spelregel hanteren dat een gelegd woord alleen goed is als het bijvoorbeeld in de grote Van
| |
| |
Dale voorkomt. Omdat dit in het verleden tot veel ruzies heeft geleid (‘maar ik lees het toch dagelijks in de krant’), heeft uitgeverij Van Dale samen met de officiële scrabbleverenigingen van Nederland en België een Scrabblewoordenlijst gemaakt. Dit boek bevat allerlei vervoegde en verbogen vormen en verkleinvormen die in de grote Van Dale ontbreken, zoals kwaadst, nattigs, kauwend, proefden en gefopten. Om de omvang binnen de perken te houden zijn alleen woorden opgenomen van twee tot acht tekens lang, maar dat zijn er al 130.982.
| |
Keuzes
Maar nog even los van de scrabbelaars: als een woordenboek incompleet is, wat staat er dan allemaal níét in? Hieronder enkele rubrieken ontbrekende woorden en afkortingen. En uitdrukkingen, want al mag je die niet leggen bij het scrabbelen, woordenboeken nemen ze natuurlijk wel op. Als uitgangspunt is de invloedrijkste hedendaagse taalreferee genomen: de dertiende druk van de grote Van Dale (in oktober van dit jaar verschijnt de veertiende druk).
Voor de goede orde: dit artikel is niet bedoeld als kritiek op de grote Van Dale. Om te voorkomen dat een woordenboek onnodig dik wordt, moet de redactie keuzes maken. Sommige keuzes zijn logisch, over andere kun je twisten. Dat geldt vanzelfsprekend eveneens voor de keuze van de onderstaande rubrieken en voorbeelden - ook die zijn niet compleet.
| |
1. Doorzichtige samenstellingen
In 1992 schrapte de redactie van de grote Van Dale achttienduizend woorden uit het woordenboek. In 1999 waren dat er 5488. Volgens de redactie ging het om zogenoemde doorzichtige samenstellingen: samengestelde woorden waarvan de betekenis voor iedereen meteen duidelijk is, zoals energieoverschot, gazonsteen en hoteltarief. Als ook de spelling van dergelijke woorden geen problemen oplevert, waarom zou je ze dan opnemen? Inmiddels denken ook de samenstellers van het Groene Boekje er zo over. Uit de nieuwe editie, die in oktober verschijnt, zijn zo'n 14.000 ‘irrelevante woorden’ geschrapt, waaronder tientallen samenstellingen met geld- en milieu-. Allemaal woorden dus die straks volgens aanhangers van de scrabblemythe niet meer bestaan. Overigens zijn de woordenboeken op dit punt niet erg consequent. Heeft iemand problemen met de spelling of betekenis van het woord fietsbel? Nee, maar omdat een paar maal lacherig in de media is gesignaleerd dat dit oer-Hollandse woord niet in Van Dale staat, zal het - hoe doorzichtig ook - aan de volgende editie worden toegevoegd. Oer-Hollands staat er trouwens ook niet in.
| |
2. Gelegenheidswoorden
Tijdens de millenniumwisseling ontstonden honderden zogenoemde gelegenheidssamenstellingen met millennium-. Het aantal samenstellingen met terrorist- en terrorisme- is de afgelopen jaren spectaculair gestegen. Staan al die woorden in de woordenboeken en horen ze daarin thuis? Nee dus. Jaarlijks verschijnen er duizenden woorden in kranten en tijdschriften die we alleen even nodig hebben om omstandigheden te beschrijven die dan actueel zijn. Net als ja-kamp en nee-kamp zijn dit eendagsvliegen die je helemaal niet moet willen vangen in een woordenboek.
| |
3. Oude woorden
Neem een woordenboek van honderd of vijftig jaar geleden, sla dit open op een willekeurige bladzijde en de kans is groot dat u meteen woorden tegenkomt die u totaal onbekend zijn. Bijvoorbeeld op pagina 2005 in de grote Van Dale van 1924: vlottersbaas voor ‘ploegbaas der houtvlotters of houtlossers’. De zaak is verouderd en daarmee het woord. Dat Van Dale veel verouderde woorden schrapt is overigens discutabel, want dit woordenboek zegt het Nederlands van de afgelopen honderdvijftig jaar te beschrijven, en honderdvijftig jaar geleden werd er nog volop ‘gevlot’, zowel door ‘houtvlotters’ als door ‘vlottersbazen’. De grote Van Dale uit 1999 telt 6224 woorden en betekenissen met het label ‘verouderd’. Die staan er dus nog in, maar er moeten duizenden woorden te vinden zijn die inmiddels - na bewezen diensten - de laan uit zijn gestuurd.
| |
4. Dialectwoorden
De grote Van Dale telt zo'n dertienduizend trefwoorden met het label ‘gewestelijk’ (dan wel met de afkorting ‘gew.’). Gewestelijk betekent dat het woord slechts in een bepaalde streek wordt gebruikt - welke streek staat er niet bij. Is de hele Nederlandse en Vlaamse dialectwoordenschat met die dertienduizend trefwoorden in kaart gebracht? Nee, natuurlijk niet. Er zijn dialecrwoordenboeken met tienduizenden ingangen. Slechts een fractie van de dialectwoordenschat komt in de algemene handwoordenboeken terecht.
| |
5. Taboewoorden
Lang zijn lexicografen van mening geweest dat woordenboeken een voorbeeldfunctie hadden. Woorden en uitdrukkingen die zij te grof vonden, hielden zij simpelweg buiten de kolommen. Zo heeft het heel lang geduurd voordat het woord neuken in de woordenboeken werd opgenomen. De seksuele betekenis van neuken is al in 1653 voor het eerst geboekstaafd. De grote Van Dale vermeldt deze betekenis sinds 1898, Koenen sinds 1974 en Verschueren pas sinds 1979-326 jaar na de vroegste vindplaats. Ondertussen zijn de woordenboeken op dit punt een stuk liberaler geworden, maar nog altijd zijn ze verre van compleet. Voorbeeld: op internet komt het woord negerlul maar liefst 139.000 maal voor in de betekenis ‘grote penis’, maar geen woordenboek zal hier de vingers aan branden. Overigens kent de grote Van Dale wel curaçaoënaar voor ‘grote penis’.
Nogal wat gangbare woorden hebben nooit de grote Van Dale gehaald.
| |
| |
| |
6. Politiek incorrecte woorden
Stonden er in 1984 nog 61 samenstellingen met jood- of joden- in de grote Van Dale, in 1992 waren dat er nog maar 35 en in 1999 32. Bijna de helft is dus geschrapt. Waarom? Omdat er sinds de holocaust een taboe op die woorden rust, omdat men ze nu politiek incorrect vindt. Zal het woord geitenneuker als scheldnaam voor ‘moslim’ de woordenboeken halen? Die kans is erg klein. De grote Van Dale is een commercieel woordenboek; uitgevers zijn beducht voor negatieve publiciteit. Ook dergelijke overwegingen spelen een rol om sommige algemeen bekende woorden buiten de boeken te houden.
| |
7. Vergeten woorden
Zijn er woorden die vrijwel iedereen kent maar die toch niet in de woordenboeken staan? Ja, kneiter bijvoorbeeld. Dit wordt al decennialang gebruikt voor ‘hoofd’ in de verbinding kale kneiter, maar ook voor ‘knul’, ‘knikker’ en ‘joekel’ (‘een kneiter van een hit’). Honderden keren te vinden - in diverse spellingvarianten - in de krantenarchieven en op internet, maar níét in de grote Van Dale, noch in Van Dale Hedendaags Nederlands, Koenen, Kramers, Verschueren of het WNT. Hoe kan dat? Omdat het simpelweg over het hoofd is gezien. Nog een paar opmerkelijke hiaten in de grote Van Dale: lerp voor ‘slungel’ (‘een lange lerp’), kopkluiven voor ‘heftig (tong) zoenen’, controlfreak, droomoord en napoetsen (een dagelijkse praktijk in tienduizenden gezinnen met jonge kinderen). Dit zijn allemaal woorden die al heel lang meegaan.
Oetsiekoetsie, een van de eerste woorden die baby's horen, is ook de titel van een tv-serie over kindertaal. In de woordenboeken ontbreekt dit nonsenswoord.
| |
8. Kersverse neologismen
In een woordenboek dat, zoals de grote Van Dale, gemiddeld om de tien jaar wordt herzien, moet je natuurlijk niet gaan zoeken naar woorden, uitdrukkingen en afkortingen die nog maar net uit de luiers zijn. Bestaan woorden als botox, girlpower, hormoonvlees, internetcafé, nachtmerriescenario, nulzesje, nummerweergave, sms'en, sorrydemocratie, spindoctor, spitstarief, startpagina, stealth-technologie, thuiskopiëren en voicedialing? Ja, ze bestaan, maar nog niet in de grote Van Dale van 1999. Enkele ervan staan overigens wél in Van Dale Hedendaags Nederlands uit 2002, maar dit boek wordt aanzienlijk minder vaak geraadpleegd als scheidsrechter in taalkwesties.
| |
9. Spreektalige woorden
Vraagt zij: ‘Heb je daar zin in?’ Antwoordt hij: ‘mwah’. Dit kan drie dingen betekenen: ‘ik weet het niet’, ‘nee’ (als het laag wordt uitgesproken) en ‘vooruit’ (als het hoog wordt uitgesproken). Is mwah een woord? Als brr een woord is - en dit staat in de grote Van Dale - dan is mwah het ook. Toch zul je het vergeefs in de grote Van Dale zoeken (Koenen kent het wel), net als veel andere woorden en uitdrukkingen die je vooral in de spreektaal hoort. Zo zijn er tientallen, zo niet honderden stoplappen en dooddoeners die de woordenboeken tot nu toe niet hebben gehaald, terwijl ze volop worden gebruikt. Vergelijk op dit punt de prachtige verzameling Als mijn tante een snor had (1995) van Inez van Eijk eens met de handwoordenboeken.
| |
10. Vakjargon
Ieder vak kent zijn eigen jargon. Loodgieters, timmerlieden, artsen, geologen, biologen, scheikundigen, plantkundigen, taalkundigen, computerdeskundigen - allemaal gebruiken ze specialistische woorden en uitdrukkingen. Vind je die ook allemaal terug in de algemene handwoordenboeken, zoals de grote Van Dale? Gelukkig niet. Als het goed is, vind je alleen die vakwoorden terug die geregeld in de standaardtaal opduiken - en dat is slechts een fractie van het totaal. Om u een indruk te geven: het Zakwoordenboek der geneeskunde van Coëlho telt 26.000 ‘termen en begrippen uit de medische en aanverwante vakgebieden’. De grote Van Dale telt 1070 trefwoorden met het label ‘medisch’.
| |
11. Nonsenswoorden
Een van de eerste woorden die baby's in Nederland horen, is oetsiekoetsie. Niemand weet wat het betekent en zeker de baby's niet. Het is dan ook een nonsenswoord. Hoewel onze taal op dit gebied een lange en rijke traditie heeft, zul je in woordenboeken vrijwel geen nonsenswoorden vinden. Dus geen ‘Labberdie, labberda, labberdonia’, geen ‘Jutekei, jutekei, jutekeisa-sa’, geen ‘tjingela, tjingela hop sa sa’ en zelfs geen ‘Schietspoele, sjerrebekke spoelza! Djikke djakke, kerrekoltjes, klitsklets!’ De grote Van Dale kent wel hopfalderiere en klisklezoor. Dat laatste woord is echter een vakterm voor een ‘metselsteen met halve breedte en volle lengte’.
| |
12. Jeugdtaal
Luister eens naar kinderen die op het schoolplein aan het knikkeren zijn. In de omgeving van Haarlem (er zijn grote regionale verschillen) hoor je dan voor de kleur en het formaat van de knikkers woorden als berebere, vijfmaal, tienmaal, bonkie, dolfijn, panter, snot en papegaai. En voor de regels van het ‘potje’ onder meer met dubbel kets, laatste kets, eerste kets, zonder of met trukendoos, zonder lup, met-over-de-kuuk-waag, met of zonder hijskraan. En natuurlijk wordt er altijd gekozen tussen ‘voor echie’ en ‘voor neppie’. Echie is wel te vinden in de grote Van Dale, die andere woorden niet - althans niet in de gezochte betekenissen. Van de jeugdtaal komt bijna niets in de woordenboeken terecht, en dat is een verstandige keuze, want die taal is zeer vluchtig en veranderlijk.
| |
13. Afkortingen
Hoeveel mensen ondertekenen hun e-mailtjes, kaartjes of kattebelletjes met hgr, h.gr. dan wel met vrgr. of vr.gr.? Héél veel. De grote Van Dale kent vr voor ‘vrijdag’ en vr. voor ‘vrouw’, gr voor ‘gram’ of ‘graad’ en gr. voor ‘groot’, maar niemand bedoelt met vrgr. ‘vrouw groot’ of ‘vrijdag gram’. Zo zie je maar: zelfs afkortingen die dagelijks tienduizenden keren worden gebruikt, staan soms niet in de woordenboeken.
Er zijn meer categorieën te bedenken en véél meer voorbeelden, maar de boodschap zal duidelijk zijn: je kunt niet zeggen dat een woord niet bestaat omdat het in een woordenboek ontbreekt. Dat is een mythe, een hardnekkige taalmythe - ook al een woord dat je vergeefs in de woordenboeken zult zoeken.
|
|