Het mooiste woord van...
Anton Korteweg
Ik heb nog even overwogen om een algemeen erkend mooi woord als slotsom ook maar mijn mooiste woord te vinden. Ook mededogen, een wat in onbruik geraakt woord, kwam korte tijd in aanmerking, en ten slotte nog hompikurken, waarmee ik kortgeleden mocht kennismaken. Maar het is uiteindelijk volhandig geworden.
Eerst dacht ik dat mijn keuze van juist dat woord niet alleen te maken moest hebben met wat door dat woord wordt uitgedrukt, maar ook met de structuur ervan. Volhandig: drie lettergrepen van elk drie letters, waarin steeds een andere klinker wordt omrand door medeklinkers. Wat kan een woord toch mooi in elkaar zitten! Maar vernuftig is ook zo opgebouwd en daar val ik niet op, laat staan op kankerpit of kokhalzen. Mijn uitverkiezing moet dus op de betekenis berusten.
Zo'n dertig jaar geleden las ik in NRC Handelsblad een lang artikel van mr. K.L. Poll. Ik weet niet meer waarover het ging, maar ik heb er een terloopse opmerking uit onthouden, namelijk dat het een ernstige vorm van onbeleefdheid, ja zelfs van onfatsoen is om te laten merken dat je het druk hebt. Dat doe je niet. Een fatsoenlijk mens heeft altijd tijd, of doet op z'n minst alsof. Net zo goed als hij, voeg ik aan Polls vuistregel toe, nooit over het weer praat, laat staan daarover zeurt, en nog minder over eigen of andermans kwalen.
Hoe dan ook, Polls staaltje van hogere etiquette zag ik een paar jaar later jarenlang even bewonderenswaardig als consequent in praktijk gebracht door de toenmalige bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek, dr. C. Reedijk, met wie ik beroepshalve veel te maken had. Hij had het in woord en geschrift steeds over zijn ‘volhandigheid’, wanneer hij bedoelde dat hij tot over z'n oren in het werk zat. Ik heb nooit iemand anders dan hem het woord volhandig zien, of horen, gebruiken, en ik vond het zozeer een blijk van heer-achtigheid, zelfs beschaving, dat ik het heb geadopteerd. Meestal gebruikte hij het woord voorafgegaan door het matigend bijwoord nogal: hij had het de laatste tijd ‘nogal volhandig’. Dat maakte het, en daarmee hem, nog subtieler. Het wekte de indruk dat hij het beslag dat door anderen op zijn tijd werd gelegd volledig zelf in de hand had.
Wat een rijk woord, volhandig! Zegt iemand dat hij het druk heeft, dan denk je algauw dat hij zo dom is geweest zich te laten blootstellen aan niet door hemzelf te reguleren ongewenste invloeden van buitenaf. Hij erkent dat hij volstrekt geen meester is van de tijd. Maar wie het ‘volhandig’ heeft, geeft te kennen dat hij uit eigen beweging allerlei moois te bieden heeft en graag bereid is in een fors, maar uiteindelijk door hemzelf bepaald tempo goede werken te verrichten. Hij gaat gestaag, maar niet eens als een druk baasje, weldoende rond.
Ik moet het maar volhandig gaan hebben. Nogal.
Anton Korteweg (1944) is dichter en directeur van het Letterkundig Museum.