Rijm
Welke rol speelt de vórm van woorden bij dit alles? Om daarachter te komen vroegen we dezelfde proefpersonen nogmaals om zo snel mogelijk met een druk op de knop aan te geven of twee woorden betekenisverwantschap hebben. Alleen kregen ze nu woordparen te zien die niet alleen qua betekenis meer of minder op elkaar leken, maar die ook al dan niet rijmden. Voorbeelden: been - teen (rijmend, verwante betekenis), schaak - smaak (rijmend, geen verwante betekenis), sap - soep (niet-rijmend, verwante betekenis) en schip - schub (niet-rijmend, geen verwante betekenis). Beïnvloedt rijm de beoordeling van betekenisverwantschap tussen woorden? We vermoedden vooraf dat in rijmende woordparen makkelijker een betekenisovereenkomst wordt gezien dan in niet-rijmende. Ook hadden we verwacht dat de dichters meer last van deze tegenstrijdige informatie (bijvoorbeeld geen betekenisverwantschap maar wel rijm) zouden hebben dan de niet-dichters, omdat dichters nu eenmaal gevoeliger zijn voor rijm.
Foto: Theo van Zwam/De Gelderlander
Maar er bleek iets anders. De dichters hadden bij de beoordeling van de betekenis juist minder last van het rijm. Hoe zou dat komen? Misschien doordat de dichters in onze steekproef doorgaans zeer spaarzaam met rijm omgaan. Misschien is rijm voor hen wel veel minder belangrijk dan voor de niet-dichtende leek, die van bijvoorbeeld een sinterklaasgedicht wel verwacht dat het rijmt.
Dichters zien meer betekenisverbanden tussen woorden dan niet-dichters, en ze hebben ook meer de neiging op zoek te gaan naar die overeenkomsten, maar ze laten zich daarbij minder beïnvloeden door vormovereenkomsten tussen de voorgeschotelde woorden (zoals rijm) en door betekenisrelaties op grond van de woordbouw - dat zijn de belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek. Het is misschien wel opmerkelijk dat deze verschillen konden worden vastgesteld zonder ook maar een enkel gedicht te gebruiken. Het dichtersbrein verwerkt ook alledaagse woorden anders.