Het mooiste woord van...
Jan Boerstoel
‘O! 't ruischen van het ranke riet.’ Guido Gezelle was een groot dichter. Met een goed oor voor bescheiden geluiden. Want ruisen had en heeft nog altijd iets bescheidens. Een soort onnadrukkelijk kennisgeven van aanwezigheid. Daarom past het vermoedelijk beter bij de negentiende dan bij de lawaaiige twintigste of eenentwintigste eeuw. Beter bij ruisende japonnen dan bij knetterende motoren. Nicolaas Beets, poëtisch veel beperkter dan Gezelle, gebruikt het in de openingsregel van waarschijnlijk zijn beste gedicht: ‘De moerbeitoppen ruischten’. En Jacques Perk laat in zijn sonnet ‘De scheper’ de schapen zelfs ‘al ruischend grazen’. Hoewel dat laatste misschien niet het allergelukkigste voorbeeld is. De meeste dichters van nu lijken inmiddels niet zo veel meer met ruisen op te hebben. Al kom ik het bij Jean Pierre Rawie nog weleens tegen en schreef Vasalis ooit over een boom in het Vondelpark: ‘Hij zuchtte ruisend als een kind / terwijl hij viel (...)’.
Toen ik een kind was, zong ik op de zondagsschool: ‘Daar ruist langs de wolken een lieflijke naam (...)’. Het vervolg weet ik niet precies meer, maar het ging over Jezus en ik herinner me nog dat ik het een prachtig lied vond. Vooral vanwege die eerste zin. Ik probeerde me voor te stellen hoe dat klonk: hard en toch zacht, voor iedereen hoorbaar zonder dat je oren tuiten. Alsof Pat Boone, die toen (zei men) voor dominee studeerde, op maximale radiosterkte ‘Love Letters in the Sand’ betreurde. Die eigenschap heeft ruisen trouwens nog steeds. Heel anders dan ritselen, waarvoor je stil moet zijn wil het je opvallen, zal het ruisen van bijvoorbeeld bomen in je omgeving je zelden ontgaan. Ook al luister je er niet bewust naar, als het ophield zou je dat onmiddellijk merken. Zoals op zomeravonden aan zee de stilte alleen maar wordt geaccentueerd door het geruis van de branding.
Ruis is, helaas, heel wat anders. Met de komst van de elektronische media werd de ruis geïntroduceerd, die enkel aangeeft dat ontvangst of weergave niet (meer) mogelijk of op z'n minst niet optimaal is. Daarvan afgeleid werd het tevens een nieuw woord voor ‘betekenisloos gebabbel’. Eigenlijk is het jammer dat een romantisch - Kees de Jongen zou allicht zeggen ‘edel’ - woord als ruisen aan de wieg kan staan van zo'n abominabel begrip. Quasimodo als kind van Marilyn Monroe. Maar zo gaat het met taal. En ruisen blijft er niet minder mooi om. Bovendien is het zo'n echt Nederlands woord. Geen buitenlander die het ooit accentloos zal kunnen uitspreken.
Jan Boerstoel (1944) is dichter en tekstschrijver.