Minderwaardigheid
Dit is niet zomaar een kwestie van subjectiviteit en smaak. Ik heb daar een aantal argumenten voor. Allereerst is het vermijden van vrouwelijke functiebenamingen een motie van wantrouwen jegens de toehoorder: de spreker neemt aan dat wie ‘cheffin’ hoort in plaats van ‘chef’, de daarmee bedoelde persoon bij voorbaat niet erg serieus zal nemen. Natuurlijk kan dat zo zijn, maar dat valt dan de toehoorder te verwijten - en diens vooroordelen verdwijnen niet door ze te omzeilen. Dat die vooroordelen bestaan, blijkt overigens soms ook wanneer een doorgaans sekseneutrale aanduiding opeens vervrouwelijkt wordt. Zo viel in het Eindhovens Dagblad van 20 april 2004 te lezen: ‘Het Stiphoutse bedrijf Hoffmann Groep werkt inmiddels 25 jaar onder leiding van onderneemster Winnie Hoffmann aan verbeteringen van hei- en damwanden.’ Als een vrouw een typisch mannenberoep uitoefent, en dus haar mannetje staat in een mannenwereld, wordt opeens - en bij het woord ondernemer zeer onverwacht - de vrouwelijke naamwoorduitgang gebruikt. Kennelijk is die in zo'n geval ongevaarlijk.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Verder bevestigen vrouwen en mannen die voor vrouwen uitsluitend een mannelijke functienaam gebruiken juist dat wat ze willen bestrijden: het bestaan van een vrouwelijk minderwaardigheidsgevoel. Alleen een vrouw die denkt in die functie niet voor vol aangezien te worden, laat zich ‘directeur’ noemen in plaats van ‘directrice’. Iemand die zeker is van zichzelf - en zo nodig strijdbaar - zal een identiteitverhullende functieaanduiding verafschuwen. In zulke gevallen is de ‘neutralisering’ van be-