Geschiedenis op straat
Laak
Riemer Reinsma
Vorig jaar november was de buurt heel even wereldnieuws: het Haagse Laakkwartier, dat in een soort oorlogsgebied was veranderd toen twee van terrorisme verdachte mannen weigerden zich over te geven aan de politie. Dat Laak komt ook elders in Nederland vaak voor, als straatnaam of als gedeelte van een straatnaam, zoals Laakstraat of Laakmorsweg. Laak zien we trouwens ook terug in de Limburgse dorpsnaam Ohé en Laak (Ohé betekent zoveel als ‘aangeslibd oeverland’).
De Laak en de Laakmolen, omstreeks 1910.
Foto: Haags Gemeentearchief.
Laak is een oud woord, waarvan de betekenis nogal uiteen kon lopen, al naar gelang de plaats waar je was. De oudste betekenis was ‘stilstaand water’, en meer in het bijzonder ‘poel, plas, meer’. Maar een laak kon ook een moeras zijn. Zo was de Laakdijk in het Brabantse dorp Terheijden aangelegd rondom een voormalig moeras. ‘Tot eind vorige eeuw werd hier turf gestoken’, lezen we in het boekje Straatnamen in de gemeente Terheijden (1980). In Gelderland was een laak meestal een beek of een kleine wetering. Aan zo'n wetering herinnert de Laakweg in Oosterbeek, in de uiterwaarden van de Rijn. ‘De Oosterbeekse Laak is een gedeelte van de uiterwaarden tussen het Unksepad en de Spoordijk’, meldt G.J. Brinkman in zijn boek De straat waarin u woont - Oosterbeek (1986). Zulke weteringen vormden in Gelderland vaak een grens tussen twee dorpen. En zo kon laak soms de betekenis ‘grens’ krijgen, zonder dat er nog van enig water sprake hoefde te zijn. Een goed voorbeeld is De Laak in de Gelderse plaats Putten, die de (waterloze) grens met Ermelo vormt.
Uit de betekenis ‘beek’ blijkt dat een laak in later tijd ook op strómend water kon slaan. En dat was het geval in het Haagse Laakkwartier: de hele rits namen in die buurt (Laakkade, Laakweg en zo meer) herinnert aan het riviertje de Laak. Dat is voor een deel behouden gebleven, al ligt het water-loopje nu te midden van de stedelijke bebouwing - een smal, groen longetje in de steenwoestijn bij station Hollands Spoor.
Naast de naam Laak hebben we ook de - oorspronkelijk Friese - variant Leek, die vooral bekend is als naam van een dorp in Groningen. Maar als stráátnaam komt Leek - in tegenstelling dus tot Laak - weinig voor. Zowel laak als leek is nauw verwant met het werkwoord lekken.
Zijn ze dan ook verwant met de riviernaam Lek? Het Woordenboek der Nederlandsche Taal durfde die veronderstelling in 1914 nog aan, maar de water- en plaatsnamenkenner M. Schönfeld bleek daar in zijn Nederlandse waternamen uit 1955 anders over te denken. Hij gaat ervan uit dat de naam Lek een Keltische oorsprong heeft.
En het Engelse woord lake, is dat een etymologisch broertje van laak? Nee, althans niet het moderne Engelse lake, dat ‘meer’ betekent en ontleend is aan het Latijnse woord lacus (‘meer’). Wel is er ooit een ander Engels woord lake geweest, met de betekenis ‘waterstroompje’ - en dat was wél verwant met laak. Dit tweede Engelse lake is allang uit de dagelijkse taal verdwenen. Net als laak uit het Nederlands.