Iktionaire
Kwetsbaar
Jan Kuitenbrouwer
Ik ken iemand die doet het met ingewikkeld. Ze heeft het over iets wat niet deugt, in haar ogen, en zegt: ‘Dat vind ik een beetje ... ingewikkeld.’
Het oordeel zelf wordt overschaduwd door de morele worsteling die eraan voorafging. ‘Moeizaam’, zeggen mensen ook weleens in dat soort situaties.
‘Ik vind dat toch (twijfel, worstel, zucht) ... moeizaam.’
Morele kwalificaties, we worden er steeds voorzichtiger mee. Zelfs ‘evil’ is ‘in the eye of the beholder’.
Sinds kort in dezelfde categorie: kwetsbaar.
‘Als er dan contacten zijn tussen die verschillende bedrijven, en vervolgens gaan ze aan één en dezelfde bieding meedoen, ja dan vind ik dat toch eh, kwetsbaar’, zegt Adri Duivesteijn. Dan zit daar een luchtje aan, bedoelt hij. Of misschien is hij wel heel streng in die dingen en bedoelt hij: dat stinkt. Maar hij zegt: ‘dan vind ik dat kwetsbaar’. Niet alleen het oordeel wordt geclausuleerd, er wordt zelfs al gezinspeeld op een verzachtende omstandigheid. De rol van de vrije wil wordt ingeperkt. A is niet stout, A is kwetsbaar voor stoutigheid.
‘Profsector gevoelig voor misdaad’, kopt het Algemeen Dagblad. Eerste zin: ‘De bedrijfstak betaald voetbal is kwetsbaar voor inmenging van de georganiseerde misdaad.’ Gevoelig voor is in dit verband al bijna een eufemisme voor medeplichtig aan, dus de handlanger in de kop is het slachtoffer in de eerste zin.
Dit doet denken aan het gebruik van het woord criminogeen door Job Cohen. Veel ‘belwinkels’ in Amsterdam zijn een dekmantel voor criminele activiteiten, ontdekte de gemeente een tijdje geleden. Maar, zei Cohen, het ging te ver om hier van een criminele branche te spreken, nee, de branche was ‘criminogeen’. Niet misdadig, maar misdaadopwekkend. Je wílde helemaal geen geld witwassen, maar ja, wat blijkt, je zit in een criminogene branche. Dat heb jij weer.
‘U bedoelt de belwinkels? O ja, héél kwetsbaar.’