Negatief karakter
Over naar de mannen. Dat zijn er te veel om hier uitvoerig te behandelen, maar er is één ding dat onmiddellijk opvalt. Bij de vrouwen is het aantal eponiemen met een negatieve en een positieve betekenis gelijk. Bij de mannen zijn de eponiemen met een negatieve betekenis duidelijk in de meerderheid (60 procent, tegen 25 procent eponiemen met een positieve betekenis; de rest is neutraal). We zien een stoet van onbetrouwbare raadgevers, zwakkelingen, goedzakken, sukkels, sullen, bangeriken, gemeneriken, zonen die zich tegen hun vader verzetten, zondaars, druktemakers, windbuilen, ongelikte beren, onnozelaars, stijfkoppen, wreedaards, treiteraars, verraders en norse, onverstandige of jaloerse kerels aan ons voorbij trekken. Met namen als Absalom, Achab, Achitofel, Ezau, Goliath, Judas, Kaïn, Lamech, Lappidoth, Moab, Mordechai, Nabal, Naboth, Nicodemus en Zebedeüs. Dat vooral bijbelfiguren met een negatieve karaktertrek het in het Nederlands tot eponiem hebben geschopt, zal wel komen doordat priesters en dominees hun gelovigen graag angst inboezemden - angst voor God en angst voor de gevolgen van een leven in zonde. En misschien is het ook wel zo dat de Nathanaëls (‘eenvoudig en oprecht mens’, naar Johannes 1:48) of Salomo(n)s (‘wijs iemand’, naar 1 Koningen 3) onder ons sterk in de minderheid zijn.