| |
| |
| |
‘Wat is dit allemaal?’
Een herverteller leest de nieuwe vertaling
Nico ter Linden
Er is vooraf al veel gejuicht over de Nieuwe Bijbelvertaling. Ook Nico ter Linden, predikant, bekend van zijn veelverkochte hervertelling Het verhaal gaat..., keek ernaar uit. Maar toen hij de zestien bijbelboeken las die al beschikbaar zijn, raakte hij al snel ontgoocheld. ‘Er ligt een schat aan vertalingen op de plank, waarom daar niet dankbaar gebruik van gemaakt? Waarom iets wat beter is door iets wat minder is vervangen?’
Ik zat mij er al jaren op te verheugen: er was een nieuwe bijbelvertaling in aantocht. Zondag aan zondag moest ik vanaf de kansel vertellen: ‘Gemeente, er staat dat en dat, maar eigenlijk staat er dat en dat, en dat is natuurlijk veel mooier want...’ Maar weldra zou dat niet meer hoeven, nooit eerder lag er, her en der verspreid, in ons taalgebied zo veel mooi vertaalwerk op tafel, nooit eerder hadden wij zo veel inzicht in de beeldende verhaaltaal van de bijbel, wat een voorrecht om al die inzichten, al die schatten, bijeen te brengen in een splinternieuw boek dat gedegen theologische en literaire inzichten zou paren aan poëtische zeggingskracht. Het heeft de Here God nu eenmaal behaagd zich in literatuur te openbaren (zoals Willem Barnard het ooit formuleerde) - welnu, na het taalmonument van de aloude Statenvertaling was er nu een nieuw taalmonument in aantocht, wat een feest.
| |
Onderschatting
Niet dus. Over het gehanteerde vertaalprincipe hoeven wij geen ruzie te maken: brontekstgetrouw en doeltaalgericht, precies zoals het hoort. Dus niet vooral brontaalgericht, een vertaling in het Nederbreeuws die alleen voor ingewijden interessant is, en ook niet vooral doeltaalgericht, iets plats in omgangstaal wat makkelijk weghapt, nee, een subtiel evenwicht tussen het literaire meesterwerk van twee-, drieduizend jaar geleden en de taal van nu. Zo heb ook ik geprobeerd het te doen in mijn hervertelling (met uitleg) van de bijbelse verhalen Het verhaal gaat... Ik ben gevangenispredikant geweest en ik stond jarenlang met mijn waar op de (Wester)markt, en steeds heb ik voor ogen gehad dat ook iemand die nauwelijks kan lezen en schrijven de tekst moet kunnen volgen. Maar de Nieuwe Bijbelvertaling onderschat het volk en zij onderschat haar eigen taalsturend vermogen.
Zeker, in de voorpublicatie van een aantal bijbelboeken vallen mooie taalvondsten te ontdekken, sommige psalmen zijn welluidend vertaald (al staan er ook een stel onbegrijpelijke en lelijke missers in), maar het algemeen oordeel moet toch zijn: dit deugt niet.
Wat voorbeelden: Genesis 23:1, vertaling Huub Oosterhuis en Alex van Heusden (HO): ‘Het leven van Sara was [wat nu volgt is ongebruikelijk Hebreeuws en HO maakt er dan ook ongebruikelijk Nederlands van] honderd jaar en twintig jaar en zeven jaren, de levensjaren van Sara.’ (HO drukt deze drie verzen - en het hele bijbelboek - ‘colometrisch’ af, op ademeenheden; het is immers poëtisch proza. Jammer dat de NBV dat niet ook doet.)
In de NBV werd het: ‘Sara leefde honderdzevenentwintig jaar.’ Ze hebben het even voor ons opgeteld! Prachtige gedragen tekst vers voor vers naar de knoppen.
| |
Weggelaten
Genesis 23:2, HO: ‘En Sara stierf in Kirjat Arba, in het land Kanaän.’
NBV: ‘Ze stierf in Kirjat-Arba, het huidige Hebron, in Kanaän.’ ‘Land’ is weggelaten. Waarom? En denk niet dat dat een kleinigheid is: het graf dat Abraham zich nu gaat verwerven is het eerste stukje van het beloofde land dat hij zijn eigendom mag noemen. En waarom niet ‘Sara stierf’? En waarom ‘ze’ in plaats van ‘zij’? Ik leg op deze slak zout omdat de NBV voortdurend voor het platte ze kiest, in plaats van dat ze en zij subtiel worden afgewisseld, afhankelijk van spreek- of schrijftaal en de melodie van de zin.
Genesis 23:3 (nadat Abraham zijn vrouw beweend heeft), HO: ‘En Abraham stond op van het aangezicht van zijn dode.’ (Hij gaat een graf kopen bij de Hethieten).
NBV: ‘Nadat Abraham bij haar gerouwd had en haar had beweend, stond hij op, verliet de tent waarin zijn overleden vrouw lag.’ Moet dat ‘aangezicht’ nu echt worden wegvertaald? Ik zou die klassieke woorden zo in de gevangenis voorlezen, ook analfabeten hebben het op hun netvlies zitten, het afscheid van het aangezicht van een van hun doden. En dan die tent! Helemaal zelf verzonnen!
Genesis 23:6 (de Hethieten bieden een graf aan), HO: ‘Begraaf uw dode in ons mooiste graf.’
| |
| |
In de vertaling van Martin Buber (1878-1965): ‘Im erlesensten unsrer Gräber begrab deinen Toten.’ NBV: ‘Begraaf uw vrouw [!] in het beste [!] graf dat we [!] hebben.’ Je maag draait om. En dan te bedenken dat tientallen ogen die tekst hebben bekeken en goed bevonden.
Genesis 38:16 (Juda ziet een hoer aan de kant van de weg zitten, hij weet niet dat het zijn schoondochter Tamar is, die zich heeft vermomd). De Statenvertaling: ‘Juda: “Kom toch, laat mij tot u ingaan.” Tamar: “Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?”’ Buber: ‘Juda: “Lasz mich doch, bitte, zu dir eingehn.” Tamar: “Was gibst du mir, wenn du zu mir eingehn darfst?”’
NBV: ‘Juda: “Ik wil van je diensten gebruik maken.” Tamar: “Wat staat daar van uw kant tegenover?”’
Eigentijds, hè? Het dialoogje is niet brontekstgetrouw, maar wel doeltaalgericht - zo hoor ik het dagelijks op de Wallen. En dat tutoyeren en vousvoyeren wordt ook zo subtiel afgewisseld tussen de hoer en koning klant. De misplaatste woordherhaling van de oude verteller wordt door de NBV gelukkig even rechtgezet.
| |
Fijnzinnig patroon
De bijbelschrijvers willen ons meenemen in een theologische lijn die is opgehangen aan een grammaticale structuur en aan een fijnzinnig patroon van grond- en sleutelwoorden. Wil je die vertellers recht doen en hun lijn volgen, dan dien je waar mogelijk in de vertaling die structuur en dat patroon te respecteren en recht te doen.
Voorbeeld: tweemaal komt in het boek Genesis op twee bijzondere momenten de bijzondere uitdrukking lekh lekhá voor, die betekent: ‘Ga jíj́...’, met de nadruk op jij. Abram (later heet hij Abraham) moet gaan, en niemand anders. De eerste maal (Genesis 12:1) moet Abram zijn land verlaten, de tweede maal (Genesis 22:2) zijn zoon Isaak offeren. Twee cruciale teksten zijn het. Huub Oosterhuis in 12: ‘JHWH sprak tot Abram: Ga, jij, uitje land (...)’, en in 22: ‘En ga, jij, naar (...)’. Buber in 12: ‘Geh vor dich hin, aus deinem Land (...)’ en in 22: ‘und geh vor dich hin in (...)’. De NBV negeert deze herhaling (en voegt ten onrechte in 22 toe: ‘en ga met hem’). Hebben de vertalers dit verband niet gezien of hebben zij er geen boodschap aan? Het laatste, want ik weet dat zij na een voorpublicatie op deze passage gewezen zijn. Ik vind dat onbegrijpelijk en hoogmoedig; het getuigt van weinig respect voor de intentie van de schrijver van weleer en vertaaltechnisch leverde deze significante woordherhaling geen enkel probleem op.
| |
Het droge
Een ander voorbeeld: Jona, de weerspannige profeet, in nood op zee, belijdt dat hij een dienaar is van de God die de zee en het droge gemaakt heeft. Straks zal hij door een grote vis worden opgeslokt en vervolgens op het droge worden afgeleverd. Dat ‘het droge’ is cruciaal, want cruciaal in Israëls geloof is de bevrijding uit Egypte, het uur dat Israël op het droge door de Rietzee trok. In de NBV gaat dit volstrekt onnodig verloren: tweemaal werd het ‘het land’.
Nog een verwijzing naar het verhaal van de Rietzee verzuipt: Jona bidt in de buik van de grote vis, oftewel uit de schoot van het dodenrijk. (De NBV: ‘uit het rijk van de dood’. Ik vind dat een onnodige verarming.) Jona's gebed hangt van psalmcitaten aan elkaar, alleen de middelste drie verzen zijn van hemzelf. Om die drie verzen draait het hele gebed, en in het bijzonder om de middelste van die drie regels. Bij een dichter die zo subtiel componeert (voor en na die passage vind je in het Hebreeuws ook krek hetzelfde aantal woorden!) is het dus opletten geblazen. Eén blik op de typografie van de tekst laat al zien dat de vertellers zitten te rommelen. Maar goed, wat staat er in de NBV: ‘zeewier om mijn hoofd verstikt mij’. Fout is dat niet, maar er staat ‘riet’. Want weer speelt de verteller met het verhaal dat Israël op het droge door de Rietzee trok, achter Mozes aan, die als kind uit het riet werd gered. Dat is immers het hart van Israëls geloof, en daarom staat het zo in het hart van Jona's belijdenis. In mijn hervertelling maakte ik ervan: ‘met wier was mijn hoofd omwonden, met het riet van de zee’.
Waarom neemt de NBV dat niet gewoon over? Voor Het verhaal gaat... heb ik vrijelijk geput uit vele vertalingen. Er ligt een schat aan vertalingen op de plank, waarom daar niet dankbaar gebruik van gemaakt? Waarom iets wat beter is door iets wat minder is vervangen? Het gaat er toch om dat wij (‘we’, om met de NBV te spreken) samen het mooiste van het mooiste maken?
Illustratie: Hein de Kort
| |
Omschrijving
Niet gehinderd door enige bescheidenheid heb ik nog een vertaalvondst van mijzelf in de aanbieding. In Hooglied 7 bezingt de jongen het meisje: zij heeft prachtige ogen, prachtige borsten, mooi haar. De NBG-vertaling uit 1951: ‘Je navel is een welgerend bekken, waaraan geen gemengde wijn ontbreke.’ Willibrordvertaling: ‘Je navel is een ronde kom, waarin de gekruide wijn niet ontbreekt.’ Een navel met geurige wijn, wat moeten wij ons daarbij voorstellen? Welnu, in deze vrijmoedige liefdespoëzie wordt alles genoemd, zij het niet direct maar omschreven. Voor
| |
| |
de hoorders van toen was het duidelijk dat met de navel het vrouwelijk geslachtsdeel wordt aangeduid, bij ons heeft de navel die associatie niet, dus dat woord is ten onzent niet te gebruiken. Maar de NBV doet het wel. Buber vertaalt: ‘Dein Schosz ist eine Rundschale.’ Mimi Deckers-Dijs: ‘Je vulva (is) een ronde bokaal’, maar dat is geen liefdespoëzie, dat is gynaecologentaal, en het is bovendien, anders dan het origineel, geen omschrijving. Voor Het verhaal gaat... bedacht ik: ‘Je lendenen omsluiten een ronde kelk, een bron van geurige wijn.’ Dat is ook letterlijk een ‘omschrijving’, maar als iemand iets beters weet, neem ik het graag over.
| |
En het geschiedde...
In de NBG-vertaling begint Lucas zijn geboorteverhaal van Jezus zo: ‘En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus (...)’. In de NBV is dat: ‘In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af (...)’. ‘En het geschiedde’ is gesneuveld. Is dat erg? Ik zou die klassieke woorden niet graag loslaten, ik heb ze in Het verhaal gaat... ook rustig laten staan, maar goed, als je ze te archaïsch vindt, dan verzin je wat anders. Maar dan moet je ook inderdaad wat anders verzinnen, want Lucas heeft zijn geboorteverhaal zorgvuldig in drieën ingedeeld, en hij laat die structuur zien door driemaal ‘En het geschiedde’ te schrijven: in verband met achtereenvolgens Augustus, Jozef en Maria, en de herders die het gaan rondbazuinen. Maak er voor mijn part driemaal ‘En het gebeurde’ van, als je die drieslag van Lucas er maar niet eigenmachtig uit knikkert.
In de zesdelige bestseller Het verhaal gaat... biedt Nico ter Linden een hervertelling van de bijbel.
‘En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.’ Hou je vast. NBV: ‘Terwijl ze [!] daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen nergens plaats was.’
Voor Lucas is de geboorte van Jezus de ‘vervulling’ van de tijd, de thora en de profeten worden ‘vervuld’. Ik geef toe: dat is ingewikkeld vertalen, maar ik zou als NBV de brontekst toch niet zo ver achter me laten in een bijbel die een halve eeuw op de kansel en in bijbelstudie gebruikt moet worden. Het welluidende tweemaal ‘baren’ wordt weggewerkt, het mooie woord ‘kribbe’ mag ineens niet meer (dat maakt veel kerstliederen straks ontoegankelijk). En waar is de herberg gebleven? Dat er nergens plaats was, staat er niet, nondeju, er was geen plaats bij de ménsen. Er was wel plaats bij de dieren.
| |
Vrouwonvriendelijk?
In Prediker staat het beroemde ‘Alles heeft zijn tijd’: er is een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken, een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, enzovoort. Prediker 3:2 in de NBV: ‘Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven.’ Je kunt het Hebreeuws zo vertalen, maar omdat ‘baren’ en ‘sterven’ geen tegenstellingen zijn, is dít een betere mogelijkheid: ‘Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven.’
Nu we het toch over Prediker hebben: in 7:23-29 staat een beruchte vrouwonvriendelijke passage. NBV: ‘En wat ik vind is altijd weer een vrouw die bitterder dan de dood is, die een valstrik is. Haar hart is een klapnet en haar handen zijn ketenen. (...) Onder duizend mensen vond ik er maar één die werkelijk een mens was, maar het was geen vrouw. Alles wat ik vond is dit: de mens is een eenvoudig schepsel.’
En waar is de herberg gebleven? Dat er nergens plaats was, staat er niet, nondeju, er was geen plaats bij de ménsen. Er was wel plaats bij de dieren.
Ja, zo kun je het vertalen, al blijft het vreemd dat de wijze Prediker, die zich elders zo positief over de vrouw uitlaat, hier ineens zulke vreemde praat uitslaat. Gelukkig leert een gedegen studie van de Vlaamse oudtestamenticus Schoors dat Prediker hier de traditionele kijk op vrouwen van zijn tijd noemt, maar die juist kritisch op de korrel neemt. Omdat Prediker nu eenmaal geen gebruik van aanhalingstekens maakt, moeten wij zelf uitknobbelen waar hij citeert en waar hij van het geciteerde afstand neemt. In Het verhaal gaat... gaf ik een parafraserende vertaling: ‘Ze [niet: “zij”!] zeggen dat de vrouw bitterder is dan de dood, dat zij een valstrik is. Ze zeggen dat haar hart een fuik is en dat haar handen boeien zijn. (...) Ze zeggen ook dat je op duizend mensen hooguit één betrouwbaar iemand vindt, maar dat dat nooit een vrouw is. Ik heb al die beweringen grondig onderzocht, maar ik zag ze nergens bevestigd.’
| |
Camera
Nog één voorbeeld, en dan houd ik op. Het begin van het boek Jona luidt in de Statenvertaling: ‘Het woord van de Heer geschiedde tot Jona: Sta op (...)’. De NBV houdt niet van dat ‘geschiedde’, vooruit, dan maken we er dit van: ‘Het woord van de Heer kwam tot Jona (...)’. Hoe geheimzinnig het komen van het woord van de Heer ook moge zijn, dit is heldere taal, een kind kan het begrijpen.
De NBV maakt ervan: ‘Eens [!] richtte de Heer zich tot Jona.’ Het verlammende is dat je moet gaan uitleggen dat dat ontaal is. Als tien vertalers en meelezers dat niet voelen, wat zal jij dan nog? Mijnheer
| |
| |
de voorzitter, ik richt mij tot u... En waarom eigenwijs en eigenmachtig de camera boven geplaatst terwijl de verteller die beneden neerzet, bij de man die een woord uit den hoge opvangt? Het voorbeeld stemt mij daarom ook zo droevig, omdat velen na de voorpublicatie van Jona dit burgermansproza al aan de kaak stelden, maar de NBV, doof en blind voor wat toch zo klaar als een klontje is, zo'n gruwelijke openingszin gewoon handhaafde. Het ís dus niet uit te leggen.
Marcus vertelt aan het begin van zijn evangelie (1:27) welk een enorme indruk de woorden van Jezus maakten op de mannen en vrouwen in de synagoge van Kafarnaüm: ‘Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!’ (NBG). Om die oude evangelist wat toegankelijker te maken, voegt de NBV twee woordjes toe. Moet kunnen, als de moderne mens en de doeltaal erom vragen: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag!’
Nee, onze taal en onze kerkelijke praxis wordt met deze NBV geen dienst bewezen. Wij moeten hopen dat de synode beseft dat dit allemaal niet kan en dat deze NBV niet tot kanselbijbel mag worden gepromoveerd. En we moeten maar gauw iets mooiers maken. Hebben we weer iets om ons op te verheugen.
|
|