Het mooiste woord van... Riemer Reinsma
Een onderwerp dat mij al vroeg boeide, was de oorsprong van de taal, of beter, van de talen. De naam Babylonië grifte zich in mijn hoofd. Een naam geladen met drama. Ik herinner me een schoolplaat in bonte kleuren waarop het precieze moment van de spraakverwarring overtuigend was vastgelegd. Babylonische bouwvakkers in fladderende gewaden reppen zich op die plaat in paniek langs de transen en trappen van de reusachtige - maar onvoltooide - toren naar de begane grond: ze verstaan elkaar niet meer.
Geen woord is zo met misverstand en tumult verbonden als Babylonië. Het herinnert in al zijn welluidendheid aan een van de ergste catastrofes die ooit voorgevallen zijn: Babylonië was het rijk van de spraakverwarring. Aan dit land hebben we te wijten dat er op onze planeet meer dan zesduizend talen gesproken worden. In het bijbelboek Genesis lezen we hoe het gegaan is: God wilde de mensheid straffen. Hij was vertoornd geraakt omdat de koning van Babylon opdracht had gegeven een toren te bouwen die tot de hemel reikte. Zo veel overmoed moest bestraft worden.
De toren van Babel volgens Pieter Bruegel (1563).
Fascinerend aan het verhaal van de Babylonische spraakverwarring is dat dit zelf ook weer op een (mini)spraakverwarring berust. Een geval van volksetymologie. De toren heette in het Babylonisch Bab-ilim ‘poort van de goden’, maar de joden brachten dit in verband met hun eigen Hebreeuwse woord balal ‘verwarren’. In de woorden van Genesis 11:9: ‘Daarom noemde men haren naam [= de naam van de stad] Babel; want aldaar verwarde de heere de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de heere over de ganse aarde.’
Het toppunt van verwarring is misschien wel dat het de laatste jaren niet meer duidelijk is óf het wel zo erg is dat de wereld zo veel talen heeft. Velen vinden iedere uitstervende taal er een te veel en vergelijken zo'n taal graag met een bedreigde diersoort. En in de Europese Unie is geld beschikbaar om minderheidstalen van de ondergang te redden. Zou het kunnen zijn dat God de spraakverwarring helemaal niet als straf heeft bedoeld?
Duidelijk is wel dat Babylonië langzamerhand iets van zijn onheilspellende klank aan het verliezen is. Het woord geeft nu zelfs al aanleiding tot montere woordspelingen. In 1981 begon er op de televisie een spelletjesprogramma met de naam Babbelonië, en in 1988 verscheen er een stripverhaal met als ondertitel Met Knudde naar Babbelonia.
Het maakt niet uit. Voor mij blijft Babylonië een onheilspellend en vooral prachtig woord, geladen met drama.