Hollandse hikstijl
‘Overigens bemoeiden wij ons zo weinig mogelijk met de eigenlijke vertaling - dat was ons werk niet. We wilden de vertaalde teksten beoordelen op de kwaliteit van het Nederlands. We beperkten ons dus vooral tot een neerlandistieke ondersteuning vanuit Vlaanderen op het terrein van taal en tekst.’
Ook op het niveau van de zinsbouw?
‘Ja, een voorbeeld op zinsniveau is het vermijden van zogenoemde tangconstructies. Van “Mijn tong kleeft aan mijn gehemelte vast” (Psalm 22:16) maken wij liever “Mijn tong kleeft vast aan mijn gehemelte.” In gewoon taalgebruik is er wat meer bandbreedte, maar in poëzie moet je vaak de tang wat verkorten. Het heeft niet alleen met de uitspreekbaarheid en het ritme van de zin te maken, maar ook met de manier waarop poëzie werkt: het gaat om de spanning tussen versregel en zinsbouw; met een tang is die spanning te groot en wordt het proza. Uiteindelijk is in de NBV dat “vast” weggelaten.’
‘Ook komt in Vlaanderen een constructie als op komt dagen (in plaats van komt opdagen) of om te laten roepen (in plaats van te laten omroepen) vreemd over; we hebben daar zelfs een aparte term voor: de “Hollandse hikstijl”. Verder zijn we wat conservatiever in de interpunctie, vooral als het gaat om de komma tussen bijzin en hoofdzin. Als je met de bijzin begint, plaatsen wij - ook weer vanwege de voorleesbaarheid - aan het eind daarvan een komma, maar dat gebruik wordt in Nederland steeds meer losgelaten. In de eindversie is het kommagebruik hier en daar anders dan wij zouden doen, en ook de hikstijl is niet overal verdwenen.’
‘Meer op het terrein van stilistiek liggen onze opmerkingen over verkeerde samentrekkingen, verwijswoorden en woordkeus. Een voorbeeld van dat laatste is de vertaling van Zacharia 11:1: “vuur zal je ceders verzwelgen”. Daar hebben wij met succes gepleit voor verteren. En in Judit 1:14 stond “de straten prijsgeven aan plundering”. Daarvan vroegen wij ons af: Kan dat wel? Steden of huizen worden geplunderd, maar stráten ...? Uiteindelijk is het toch geworden: “waar hij (...) de straten plunderde”.’
Maar die laatste opmerkingen en voorstellen tot verbetering zouden Nederlandse correctoren toch ook maken? Wat is daar typisch Vlaams aan?
‘Het is niet typisch Vlaams, maar Vlamingen zijn er meer op gericht. Dat heeft met onze taalgeschiedenis te maken. Wij hebben de invoering van het Nederlands als voertaal moeten bevechten. Het Nederlands is hier als formele variant pas in de jaren zestig van de vorige eeuw doorgedrongen, taalhistorisch is dat heel recent. We zitten nu in de fase waarin het Nederlands meer schakeringen krijgt, er is ook sprake van regionalisering en informalisering. Maar ook van die ontwikkeling zijn we ons erg bewust. Juist dat taalbewustzijn betekende voor het commentaar op de bijbelvertaling dat wij heel uitdrukkelijk onze suggesties zo veel mogelijk hebben beargumenteerd. En niet alleen op woordniveau, maar ook als het ging om beeldspraak, ritme, woordvolgorde of register.’
‘Soms schoot de vertaling door naar te modieus, zoals in 1 Koningen 5:6, waar in de voorlopige versie het woord wagenpark voorkwam.’
Wat moeten we ons voorstellen bij registeropmerkingen?
‘Soms schoot de vertaling door naar te modieus, zoals in 1 Koningen 5:6, waar in de voorlopige versie het woord wagenpark voorkwam. Niets veroudert in taal zo snel als juist dat modieuze taalgebruik, dus daar hebben wij ook op gelet. Uiteindelijk werd het: “Voor zijn wagens beschikte Salomon over veertigduizend paarden in zijn stallen (...).” In Matteüs 23:15 stond “een hellekind in het kwadraat”; daarvoor hebben wij voorgesteld “twee keer zo erg als jullie”. Dat voorstel heeft het overigens niet gehaald.’