Spaan
Tien geboden
Henk Spaan
Bijbel is meer een protestants dan een katholiek woord. Een ‘school met de bijbel’ is nooit een katholieke school. Dat maakt het onderwerp voor mij wat moeilijker. Sinds een oudere buurjongen me een keer heel hard heeft uitgelachen toen ik tegen de op een brommer passerende man in zijn zwarte leren jas ‘Dag, Broeder!’ riep (zo noemden wij onze onderwijzer), heb ik een neusje gekregen voor de hilarische kanten van welke godsdienst dan ook. Ik keek zo tegen die jongen op (hij was de eerste honkman van het Nederlands negental) dat zijn schaterlach het gif was dat mijn diepe gelovigheid, als kind, om zeep heeft gebracht.
Op de vraag van de redactie me aan dit onderwerp te wijden, was mijn eerste reactie een sprong op de fiets. Ik zou een oude catechismus kopen van waaruit ik me grappige formuleringen kon herinneren. Helaas was in heel Amsterdam geen oude catechismus meer te koop. Dit teken aan de wand deed me op het internet belanden.
Ik vond er de Tien Geboden, zowel uit de katholieke catechismus - Belgisch én Nederlands - als uit de protestantse bijbel.
Nederlandse katholieken zeggen: ‘Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen.’
De Belgische God is compacter: ‘Bovenal bemin één God.’ Hier is Hij tenminste niet zelf aan het woord, wat me logischer lijkt.
Ook het tweede gebod komt er in de Belgische versie beter uit: ‘Zweer niet ijdel, vloek noch spot.’ Dit is in stilistisch opzicht oneindig veel mooier dan: ‘Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.’ Ik laat de protestantse versie buiten beschouwing: te wijdlopig allemaal met woorden als sabbat, die geen mens meer gebruikt.
Pas bij het vierde gebod wint het Noord-Nederlands. ‘Eer uw vader en uw moeder.’ Hier komen de Belgen met: ‘Vader, moeder zult gij eren’, wat in taalkundig opzicht ook als een aansporing voor de vader gelezen kan worden. Fout! Ronduit lachwekkend zijn de Belgen bij het vijfde gebod. Wij zeggen gewoon: ‘Gij zult niet doden.’ Zij maken ervan: ‘Dood niet, geef geen ergernis.’ Alsof een moord slechts verwerpelijk is door de geluidsoverlast die hij doorgaans veroorzaakt. Enfin, over het doen van onkuisheid zijn we het eens: dat mag niet, in vrijwel gelijkluidende bewoordingen. Tussen het zevende en achtste gebod valt opeens op dat de Belgen aan het dichten zijn: ‘Vlucht het stelen en bedriegen / ook de achterklap en het liegen.’ Het lidwoord voor ‘liegen’ had men, gezien het metrum, beter achterwege kunnen laten. Nederlanders doen gewoon: ‘Gij zult niet stelen.’
Ruimtegebrek noopt me nog slechts het negende gebod te vermelden: ‘Gij zult geen onkuisheid begeren.’ De Belgen maken ervan: ‘Wees steeds kuis in uw gemoed.’ Dat moeten zij weten, maar de protestanten blijken in dit verband over een zeer vieze geest te beschikken. ‘Gij zult niet begeren uws naasten vrouw (...) noch zijn rund, noch zijn ezel’. Ronduit: gedverderrie!