Van de baan
Volgens de eerste theorie zou het verschil tussen ghi/gij en ji/jij niet meer zijn dan een spellingkwestie. In dat geval ligt het voor de hand dat het probleem genoemd wordt in de toenmalige spellinggidsen. Terug naar de bron, zou Erasmus zeggen. En inderdaad: de kwestie wordt in twee spellinggidsen vermeld. In 1581 is de regel dat de g voor e en i als [j] wordt uitgesproken (zie theorie 1) kennelijk niet meer van toepassing, want in dat jaar ontkent Pontus de Heuiter in zijn Nederduitse orthographie de j-uitspraak voor de g, en hij pleit ervoor de spelling gh af te schaffen. Volgens hem kon er gewoon gij (en gapen, geven, giften, etc.) geschreven worden, want - en nu komt het! - ‘niemand zegt ij, japen, jeven, jiften’. Hij ontkende dus glashard het bestaan van de uitspraak jij (door hem gespeld als ij). En hij is niet de enige: in 1612 sluit Jacob van der Schuere zich in de Nederduydsche Spellinge bij deze mening aan. Volgens Van der Schuere klinkt de g voor een e, i en y hetzelfde als voor een a, o, u, l en r, en daarvan geeft hij als voorbeeld de uitspraak van gy (!), waarvan de beginklank volgens hem net zo klinkt als die van gaef, god en gunst.
Het woord jij wordt voornamelijk vanaf 1615 in kluchten en dergelijke gevonden; in de periode waarin de spellinggidsen van De Heuiter en Van der Schuere verschenen, is het nauwelijks genoteerd. Hun opmerkingen bewijzen dat op dat moment g(h)i niet werd uitgesproken als [jie], en dat betekent dat jij in ieder geval niet direct van [jie] komt. Daarmee is de eerste theorie definitief van de baan. Jij en je zijn dus niet altijd de Hollandse uitspraak voor gi geweest, maar ze zijn pas in de Renaissance ontstaan uit de onbeklemtoonde vorm van ghi.
Wat gebeurde er intussen met die beleefdheidsvorm ghi? Die werd in de standaardtaal geleidelijk aan vervangen door u, oorspronkelijk alleen een derde- en vierdenaamvalsvorm. Maar dat is weer een heel ander verhaal.
Dit stuk is een bewerking van een passage uit Van de Sijs' Taal als mensenwerk. Het ontstaan van het ABN.