Spaan
Standaard
Henk Spaan
Aan de oever van de rivier de Dordogne wachtten drie Nederlandse gymnasiummeisjes op een kano. Voor hun 15 jaar waren ze aardig zelfbewust. De tijd dat gymnasiummeisjes tutjes waren, mijn tijd, ligt achter ons. Dat komt door Daniël de Ridder, de Ajax-voetballer die er op het Vossius in Amsterdam in slaagde zijn diploma te halen zonder één keer te blijven zitten. Wat de Beatles deden voor Liverpool, doet De Ridder voor het gymnasium.
De sociale emancipatie van de gymnasiumleerling danken we ook aan veertig jaar rooms-rode onderwijspolitiek, die ervoor heeft gezorgd dat, goedbeschouwd, het gymnasium het enige schooltype is waar aan de leerlingen nog zekere eisen worden gesteld. De socialisten hebben er nooit voet aan de grond gekregen. Daarom zagen ze het gymnasium het liefst verdwijnen. En daarom zegt de verantwoordelijke Amsterdamse wethouder ‘nee’ tegen een nieuw gymnasium in de hoofdstad, nu de bestaande niet meer aan de vraag kunnen voldoen. De lezer die een gebrek aan nuance meent waar te nemen, zou ik willen vragen: waar dan?
‘Waar blijft die kano? Weet je hoelang?’, vroeg een van de meisjes.
‘What de fuck denkt die jongen dat hij doet?’, zei het tweede meisje. Intussen sloeg in de genadeloze stroomversnelling aan de overkant een compleet gezin om. De meisjes gilden van het lachen.
‘Standaard doen wij dat straks ook’, zei het derde meisje.
De toehoorder constateert drie voorbeelden van eigentijds taalgebruik.
‘Weet je hoelang?’ Hier wordt bijna een hele bijzin weggelaten. Spreekster acht het niet nodig de zin af te maken met: ‘we al staan te wachten?’ Ook de luisteraars kunnen zonder. Dit is geen incident, maar gangbaar. ‘Weet je hoe moeilijk?’, zeggen ze over een net gemaakt proefwerk.
Van ‘what de fuck’ kijkt niemand op in de preacademische context, waar het woordje kut er even gemakkelijk uit komt als ‘bellum - belli - bello’.
Het gebruik van ‘standaard’ is opmerkelijk. Het heeft niets met de normale betekenis te maken. Over een schaatsende klasgenoot zeggen de meisjes: ‘Standaard gaat-ie op zijn bek.’ Over een rivale aan de vooravond van een feest: ‘Standaard gaat ze met hem.’ Of hier bij de rivier: ‘Standaard slaan we om.’ Het is een bezweringsformule. Je zal zien dat we omslaan, maar we zagen het liever anders.
‘Doen jullie je zwemvest aan? En draai de deksel van het tonnetje er goed op’, zegt de verantwoordelijke ouder.
‘Boeiuhh’, mompelt een meisje dat daarmee te kennen geeft dat zwemvest noch ton haar belangstelling inboezemt.
Ze varen weg. De stroomversnelling komt naderbij. Ze slaan om.
‘Weet je hoe koud?’, gillen de meisjes.