Het mooiste woord van... Harry Cohen
Maandelijks zet een professionele taalgebruiker in Onze Taal uiteen waarom juist dat ene woord er met kop en schouders boven uitsteekt. In deze aflevering Harry Cohen (1916), econoom, oud-vertaler bij de EU en publicist.
Het Nederlandse woord dat me het meest treft, is sukkelaar. Denkt u vooral niet dat ik sukkel bedoel, want dat woord is voor een heel ander soort mensen bestemd. Sukkels kom je in Nederland tegen, sukkelaars leven in Vlaanderen. Noemen Vlamingen je een sukkelaar - of, als ze wat ouder zijn, 'ne sukkeleer - dan heb je hun sympathie. Het is natuurlijk geen compliment. Ze vinden je inderdaad wat dom of traag of onhandig, maar een echt verwijt is het niet. Je bént nu eenmaal zo, en daarom verdien je het medeleven van alle niet-sukkelaars, en misschien wel hun hulp.
In Nederland zit dat anders. Word je daar een sukkel genoemd, dan behoor je je te schamen. Het gaat niet alleen om die domheid, traagheid en/of onhandigheid van je, maar vooral ook om de irritatie die je daarmee bij anderen opwekt. De omgang met jou, die sukkel, kost hun een hoop tijd en zenuwen, misschien wel geld. Je bent niet zozeer een pechvogel als wel een prutser, geen zielige schlemiel maar een stuntelende stoethaspel.
Maar laat ik niet doordraven, want de woordenboeken geven me maar gedeeltelijk gelijk. Als hun definities en labels kloppen, overdrijf ik met die tegenstelling tussen de Nederlandse sukkel en de Vlaamse sukkelaar. Maar hoe weten die woordenboeken dat allemaal zo precies? Het identificeren van vlamismen is geen eenvoudig karwei; dat heeft de ervaring me wel geleerd. Wanneer ik weer eens een nieuw geval ontdekt meen te hebben en bij mijn Vlaamse vrienden navraag doe, begint iedereen te aarzelen. Vaak blijft het bij een wegwuivend ‘Nooit van gehoord’ of ‘Je loopt twintig jaar achter.’ Er komt geen keihard ‘ja’ of ‘nee’ als ik niet met een solide bron voor de dag kom. Welnu, mijn bron voor sukkelaar is Martje.
Martje was de secretaresse van het kantoor in Brussel waar ik een flink stuk van mijn leven heb doorgebracht. Secretaresse is een bescheiden functie en Martje wachtte zich er dan ook wel voor zich in technische discussies te mengen. Maar op een kantoor komen zó veel andere dingen ter sprake, dingen waarover iederéén kan meepraten. Kwesties van oprechtheid, betrouwbaarheid en loyaliteit bijvoorbeeld.
Wie stevig in zijn morele schoenen staat, heeft met zulke problemen weinig moeite. Voor kantoorheren met gietijzeren principes en vormvaste normen is het niet zo'n toer om uit te maken of iemand in een bepaald geval onoprecht of onbetrouwbaar of disloyaal is geweest. Maar voor Martje was daarmee de kous niet af. In het land van Tijl Uilenspiegel en Reintje de Vos weten ze dat er meer tussen hemel en aarde is dan die zwart-witte Hollandse ideeën over goed en fout, over verantwoordelijkheid en schuld. Daarnaast heb je ook nog barmhartigheid en vergeving en zo.
Niet dat Martje ooit van die biechtstoelwoorden gebruikte. Maar voordat zij iemand veroordeelde, vroeg ze zich altijd even af of de zondaar niet een ‘sukkelaar’ was.