Zenuwachtig
Ik heb Jack ontmoet tijdens een dialectonderzoek, van oudsher het ambacht van het Meertens Instituut. Jack werkt zijn hele leven op de markt, waar hij in het plat-Rotterdams allerhande waren aan de man brengt. Ik ken weinig mensen die zo taalvaardig zijn als Jack. Hij beheerst evenveel variëteiten van het Rotterdams als er mensen op de markt komen: als hij een Surinaams meisje van vijftien een paar kniekousen wil verkopen, spreekt hij heel anders dan wanneer een knorrige oude heer om pijptabak komt.
Een brief durft Jack echter niet te schrijven, omdat hij verlamd raakt door het idee dat hij te veel fouten maakt, en dat mensen hem belachelijk zullen vinden als ze zien dat hij niet precies spelt zoals het hoort. ‘Ik heb dat allemaal niet geleerd, joh’, zegt hij. Zelfs e-mails schrijft hij liever niet. Zoiets is voor hem ook niet een kwestie van even naar de Taaladviesdienst bellen, want hoewel Jack op de markt iedere taaladviseur moeiteloos een enorme berg nutteloze voorwerpen in de maag splitst, zou hij heel zenuwachtig worden als hij over de telefoon met geleerde mensen over taal moet praten. Ook zal hij de Schrijfwijzer van Jan Renkema niet inkijken, want die is hem veel te moeilijk en te deftig.
Jack zal, kortom, nooit aan de hoge taalnormen van Spaan en Renkema voldoen. Er zullen altijd mensen zijn die zich ergeren als hij ‘groter als’ zegt of ‘hun hebben’. Fout is fout. Hij kan daarom niet volwaardig deelnemen aan het maatschappelijk debat: wat mensen op de markt nog wel accepteren, zullen ze niet aanvaardbaar vinden als Jack op de televisie zijn mening geeft over de stand van de economie. Hetzelfde geldt overigens voor Jacks klandizie, die grotendeels bestaat uit allochtone vrouwen die nooit het niveau van de moedertaalspreker zullen kunnen bereiken.