Esthetische oordelen
Er is nog een waarde die bij de waarheid van de feiten hoort. Dat is de waarde van de esthetica. Hoe vaak hoor je niet: ‘Maar dat hun is toch gewoon lelijk!’ Of: ‘Dat klinkt gewoon niet, een mooie huis.’ De taalkundige kan dan zeggen dat ons taalsysteem heel goed een derdenaamvalsvorm in onderwerpspositie kan hebben, zoals in het Afrikaans (ons gaan nie) of zoals in de uitdrukking ons kent ons. Maar zo'n ‘ware’ systeemopmerking is niet relevant in een discussie over mooi of lelijk. En ook de autoriteitsnorm helpt hier niet: u zou een mooie huis mooi moeten vinden, want ook de grootste dichter uit de Gouden Eeuw gebruikte de uitgangs-e voor het-woorden. Leest u maar bij Vondel: ‘Gelukkig is een vast gemoed / Dat in geen blijde weelde smilt / En stuit, gelijk een taaie schild, / Den onvermijbren tegenspoed!’
Hoort dat bij wetenschap, een discussie over schoonheid? Misschien niet. Maar esthetische oordelen waren en zijn wel een interessant onderzoeksobject. Neem nu de volgende zinnen - die in het aprilnummer ook al door Henk Spaan zijn besproken:
- Hij eet zich een appel.
- Koot droomt zich af.
Bij de woordspeling Koot droomt zich af zal niemand zich afvragen of de constructie wel correct is.
Amsterdam, De Bezige Bij, 1988; oorspronkelijke uitgave 1977.
De eerste is, zo wordt uiteengezet in Verandering en verloedering, een constructie die in Heerlen voorkomt. De tweede is de titel van een boek van Kees van Kooten uit de jaren zeventig, die door de drie auteurs wordt opgevoerd om aan te geven dat literaire schrijvers de constructie ook weleens gebruiken, als stijlmiddel. Inderdaad blijkt ons taalsysteem in dit geval het woordje zich te kunnen verdragen.
Heel interessant is dat zich in een bepaald dialect betekent dat de appel helemaal opgegeten wordt, en dat men daarom weer niet kan zeggen ‘Hij eet zich appels.’ Maar zulke ‘ware’ opmerkingen zijn hier niet relevant. Want voor de taalgebruiker die houvast zoekt, is er een behoorlijk verschil tussen beide zinnen. Bij de Heerlense constructie wil hij weten of die nu juist of onjuist is. Bij Van Kooten zal hij die vraag niet zo snel stellen, omdat hij ziet dat het hier om een woordspeling gaat, en daarbij geldt een heel andere vraag: bezorgt die hem een esthetisch genoegen of niet? In veel discussies over taal speelt die esthetica wel degelijk een rol.