| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 hl Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan buiten medeweten van de auteur inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. |
Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet-geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Taalfouten via Google [1]: wat hun betreft
Dr. J. de Rooij - Nijmegen
Nicoline van der Sijs schrijft in haar artikel ‘De stem des volks’ (Onze Taal januari): ‘In de constructie wat (...) betreft wordt meestal ten onrechte hen gebruikt.’ Maar volgens de regel die zij hier op het oog heeft, is hen volkomen correct. In het Duits zeg je ‘was mich betrifft’, waarbij mich vierde naamval is (bij de derde naamval had er mir gestaan). Ik zou niet weten hoe je anders moet ‘bewijzen’ dat het persoonlijk voornaamwoord in wat ... betreft in het Nederlands ook vierde naamval is; volgens de bedoelde regel dus hen.
Dit neemt niet weg dat ikzelf wat hun betreft uitstekend Nederlands vind; ik zou nooit iets anders zeggen (wel schrijven).
| |
Naschrift redactie
Nicoline van der Sijs heeft zich gebaseerd op de jongste editie van de gezaghebbende Schrijfwijzer van Jan Renkema. Dat de kwestie onder taaladviseurs niet onomstreden is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de Taaladviesdienst van het Genootschap Onze Taal in dit soort gevallen hen aanraadt. Overigens is Renkema van plan dat ook te gaan doen, in de volgende editie van de Schrijfwijzer.
| |
Taalfouten via Google [2]: niet (dan) nadat
Gaston Dorren - Amsterdam
Een grammaticale overtreding die dagelijks door een grote minderheid of meerderheid van de sprekers en schrijvers wordt begaan, is geen overtreding meer, betoogt Nicoline van der Sijs in haar artikel ‘De stem des volks’ (Onze Taal januari). Dat lijkt me terecht. Toch ben ik het in een van de door haar onderzochte gevallen oneens met deze rekkelijke conclusie.
Maar niet nadat is correct als vervanging van maar niet dan nadat, vindt zij. Naar mijn idee is hier geen sprake van een grammaticaal aanvechtbare constructie, maar van een inbreuk op de logica. ‘Ik ga graag naar feesten, maar niet nadat de gastheer mij beledigd heeft’ betékent eenvoudigweg iets heel anders dan ‘Ik ga graag naar feesten, maar niet dan nadat de gastheer mij beledigd heeft.’ De eerste uitspraak getuigt van een zeker eergevoel, de tweede veeleer van masochisme.
Als alternatief voor het wat ingewikkelde maar niet dan nadat zou eerder maar niet voordat in aanmerking komen. Vergelijk de zinnen ‘Zij stierf, maar niet dan nadat zij afscheid had genomen van haar kinderen’ en ‘Zij stierf, maar niet voordat zij afscheid had genomen van haar kinderen.’
| |
Taalfouten via Google [3]: internettaal is geen spreektaal
Eep Francken - Leiden
In het januarinummer doet Nicoline van der Sijs verslag van haar onderzoek naar taalgebruik op internet. Ik deel de veronderstelling van Van der Sijs dat internettaal dichter bij de spreektaal ligt dan andere schrijftaal. Maar internettaal blijft niettemin schrijftaal. Van der Sijs signaleert bijvoorbeeld dat op internet:
- | hen veel meer gebruikt wordt als meewerkend of lijdend voorwerp dan hun; |
- | wiens en wier door elkaar gebruikt worden; |
- | het ‘verbod’ op groter als wel wordt nageleefd. |
Maar in gesproken taal is de situatie anders:
- | hun wordt meer gebruikt dan hen; |
- | wiens en wier worden niet gebruikt; |
- | groter als klinkt op elke straathoek. |
Van der Sijs wil de regels die niet worden nageleefd, uit de taalboekjes schrappen. Volgens de auteur beslist ‘de spraakmakende gemeente’, en daarbij doelt zij kennelijk op alle taalgebruikers. Net als Van der Sijs wantrouw ik graag de taalboekjes, maar anders dan zij spiegel ik me liever aan één voorbeeldige taalgebruiker dan aan 51% van alle taalgebruikers. Ik neem haar leus over ‘de spraakmakende gemeente’ over, maar dan met een juistere opvatting van het begrip ‘spraakmakend’.
Tot slot: volgens Van der Sijs wil de koper van taalboekjes verschoond blijven van kritiek op z'n taalgebruik. Ook daarmee ben ik het eens. Maar met zo'n grammatica als Van der Sijs nu bepleit, waarin bijvoorbeeld de media heeft het gedaan correct is, is toch helemaal niemand gediend? Zelf zou ik graag van mijn irritatie over grammaticale kleinigheden afkomen, maar de ontdekking van Van der Sijs dat ‘iedereen’ deze fouten maakt, helpt me niet echt op weg.
| |
Markt [1]: onderscheid betekenis
Annet Kooijmans - Mook
Bij lezing van het artikel over de uitspraak van markt (Onze Taal januari) dacht ik terug aan mijn opa. Hij woonde in Gouda en was in de periode 1940 tot 1970 veehandelaar. Hij ging voor zijn werk altijd naar de ‘mart’, terwijl mijn oma haar groente op de ‘markt’ kocht. Zij gebruikten dus twee woorden voor twee verschillende marktsoorten.
Verder sprak mijn opa weleens van een ‘gemarte koe’, waarmee hij een koe bedoelde die naar de ‘mart’ zou gaan, en wilde hij vroeg naar bed als hij de dag erna weer moest ‘marten’.
| |
Markt [2]: straatnamen afwijkend
L.Th.B. Hertog - Breda
De kwestie over de uitspraak van markt is wat ingewikkelder dan zou kunnen worden opgemaakt uit het artikel van C. Kostelijk en het bijbehorende kaartje in het januarinummer van Onze Taal. Breda bijvoorbeeld zou midden in het gebied liggen waar de [mart]-uitspraak gebruikelijk is. Maar dat geldt niet voor het woord markt in namen van straten of pleinen: Bredanaars gaan naar de ‘mart’ op de Grote
| |
| |
Markt (doorgaans uitgesproken met k), en ook straatnamen als Vismarktstraat en Veemarktstraat worden met een k uitgesproken.
| |
Relatie tussen intonatie en muziek?
A.A. Langbroek - Winschoten
Nadat ik het artikel van Vincent J. van Heuven over taalvervlakking (Onze Taal januari) had gelezen, vroeg ik me af of er een verband bestaat tussen de intonatie van een taalgebruiker en de mate waarin hij of zij muzikaal is. Ik zou me zo kunnen voorstellen dat iemand die veel klassieke muziek beluistert, onbewust ook meer melodie in zijn zinnen legt. De meeste moderne jongeren luisteren mijns inziens naar muziek waarin niet zo veel melodie is verwerkt. Zou de intonatie van ouderen daardoor gevarieerder zijn?
| |
Naschrift Vincent J. van Heuven
Het is moeilijk te meten hoe muzikaal iemand is. Er zijn wel muziekaanlegtests bedacht, maar hun voorspellende waarde is gering, en er is al helemaal geen relatie tussen dit soort testscores en het succes bij het aanleren van een vreemde taal. Ook het omgekeerde is wel onderzocht, bijvoorbeeld of sprekers van een toontaal (zoals het Chinees, waarin een lettergreep verschillende betekenissen heeft, afhankelijk van de toon waarop hij uitgesproken wordt) vaker dan Amerikanen een absoluut gehoor ontwikkelen. Zo'n verband bleek er niet te zijn - en bovendien is een absoluut gehoor niet per se een teken van muzikaliteit.
De tweede kwestie (leggen mensen die naar klassieke muziek luisteren meer melodie in hun spraak?) is beter meetbaar. In beginsel is het goed na te gaan hoeveel tijd mensen naar een bepaald soort muziek (klassiek versus pop, bijvoorbeeld) luisteren. Je zou ook kunnen nagaan of de intonatie van conservatoriumstudenten met specialisatie ‘klassiek’ levendiger is dan die van andere studenten. Maar de kans dat het voorgestelde verband blijkt, is niet groot. Immers, Nederlanders, Duitsers en Engelsen luisteren al sinds de Middeleeuwen naar hetzelfde soort muziek, en toch is de Nederlandse zinsmelodie (zie ook mijn artikel) veel vlakker geworden dan die van het Duits en het Engels.
| |
Kamerbreed
Peter Zuijdgeest - communicatietrainer, Delft
Kees van der Zwan stelt in zijn artikel ‘-Breed breidt uit’ (Onze Taal oktober) dat het begrip kamerbreed ergens in de jaren zestig zijn intrede deed. Volgens mij is dit woord pas later opgekomen door de reclamecampagne van de Amsterdamse tapijtkoopman Henk Nieuwkoop in Het Parool, die in 1973 begon. Iedereen die toen in Amsterdam woonde, zal zich de opzettelijk volkse advertenties herinneren met de kopregel ‘Henk Nieuwkoop verkoopt kamerbreed tapijt 10% onder de prijs’ en de slagzin ‘Henkie Nieuwkoop zal je nooit belazeren.’ Ze waren zo'n succes dat Nieuwkoop binnen een jaar vier nieuwe winkels kon openen. Volgens mij is kamerbreed door deze reclamecampagne populair geworden en kwam het daardoor een jaar later, in 1974, in het woordenboek.
| |
Naschrift Kees van der Zwan
Het is heel goed mogelijk dat deze Henk Nieuwkoop veel betekend heeft voor de verdere verspreiding van het woord kamerbreed, maar het bestond al vóór 1973. Voor tapijtdeskundigen (onder meer van het Tapijtmuseum) bestaat er geen twijfel: in de jaren zestig deed tapijt met een breedte van vier meter zijn intrede, en daarmee meteen ook de aanduiding kamerbreed. Er zijn dan ook voorbeelden van te vinden in schriftelijke bronnen. Woordenvorser Jaap Engelsman las in de Moderne W.P. voor de vrouw, uit 1968 ‘Uit garens of vezels vervaardigde vloerbedekkingen worden enerzijds toegepast in de vorm van vrij liggende matten (...), anderzijds als hoofdbedekking voor een geheel vloeroppervlak, gelegd als op de ondervloer vastgespijkerde (...) aan elkaar genaaide banen, of kamerbreed in één baan; bij sommige soorten als tegels.’ En in de aanvullingen op het Woordenboek der Nederlandsche Taal staat een citaat uit 1969: ‘Kamerbrede plafondplaten, uit een advert’.
Varken aan het spit: de oorsprong van barbecue?
| |
Herkomst barbecue
Rob Ligtenberg - Leimuiden
In het januarinummer schrijft G.W. van der Meiden over de herkomst van het woord barbecue, dat wij ongeveer veertig jaar geleden hebben overgenomen uit het Engels. De Fransen hebben ook zo hun mening over de herkomst van het woord. Tijdens onze vakantie in de Auvergne in 2002 bezochten wij het kasteel van Murol. In de voormalige keuken bevond zich een vuurplaats met een spit erboven. Volgens de gids werden daar in de Middeleeuwen varkens aan het spit geregen. De ijzeren staaf ging bij het varken naar binnen bij de ‘barbe’ (de baard) en naar buiten bij de ‘queue’ (de staart), en zo ontstond volgens de gids het woord barbecue.
| |
Naschrift Nicoline van der Sijs
De verklaring van barbecue als een samenstelling van barbe en queue is een typisch geval van volksetymologie, het verschijnsel dat mensen een voor hen ondoorgrondelijk woord verklaren met woorden die ze kennen maar die er eigenlijk niets mee te maken hebben. In het Nederlands hoor je ook wel barbeknoeien, dat overigens wel een opzettelijke verbastering zal zijn. De Fransen hebben het woord barbecue net als wij uit het Engels, dat het - Van der Meiden schreef het al in het januarinummer - heeft overgenomen van het Spaanse barbacoa, dat uiteindelijk weer teruggrijpt op de indianentaal Taino, gesproken op Haïti.
|
|