‘Dan lik je iets’
Meester Ed is niet opgeleid voor de problemen die hij tegenkomt, maar hij maakt er het beste van. ‘Ze snappen de en het al niet’, zei hij tegen Bezemer. ‘Ze zetten de voor elk woord. Ze hebben dat gevoel niet, natuurlijk.’ Hij doet zijn best om zijn leerlingen dat gevoel wél bij te brengen. Herhaling is daarbij voor hem het sleutelwoord. Zo heeft hij lijsten samengesteld met woorden waarvan hij vermoedt dat de kinderen ze moeilijk zullen vinden, en hun definities: ‘likken: ergens overheen gaan met je tong’. In de klas doet hij regelmatig een spelletje; een kind moet naar voren komen en de andere kinderen mogen dan de moeilijke woorden vragen aan het kind voor de klas. Zo komt elk woord een paar keer aan de beurt.
Toch gaat er weleens wat mis. Bezemer tekende bijvoorbeeld het volgende gesprekje op, nadat het Turkse meisje Aysegül het woord likken voorgelegd kreeg:
- | Aysegül: ‘Likken. Als je een lolly hebt, dan likje.’ |
- | Meester Ed: ‘O nee, maar zo leggen we dat niet uit. Je moet vertellen wat likken betekent.’ |
- | Aysegül: ‘Dan lik je iets.’ |
- | Meester Ed: ‘Ja, dan lik je iets. Maar als er iemand nou niet weet wat likken is, en dan zeg jij tegen die persoon: “Dan lik je iets”, zou die 't dan al weten?’ |
Nadat Aysegül het volgende woord (balkon) ook op een voor haar onderwijzer onbevredigende manier gedefinieerd heeft (‘Het balkon is zo'n steen, rond is zo'n steen. Heb je overheen zo'n hekje’), stuurt meester Ed haar terug naar haar plaats.
Bezemer onderzocht in detail wat er misging in de dialoog tussen meester Ed en Aysegül. Volgens hem zijn zowel de omschreven woorden als de woorden in de omschrijvingen vaak te lastig voor kinderen als Aysegül. Anders dan moedertaalsprekers lukt het hun dan ook niet om alle definities in korte tijd uit hun hoofd te leren, of om desgewenst een eigen definitie op te stellen.
Bovendien zijn deze kinderen vaak niet voldoende taalvaardig om de nuances van de opdracht te begrijpen. Meester Ed vraagt zijn leerling zich voor te stellen dat ze aan iemand die niet weet wat ‘likken’ is, de betekenis van dat woord moet uitleggen. In de werkelijkheid zou de uitleg ‘als je een lolly hebt, dan lik je’ voor de meeste gesprekspartners wel degelijk volstaan (‘Wat zou je anders met een lolly kunnen doen?’, zegt meester Ed later tegen zijn interviewer), maar de onderwijzer zocht iets anders: een definitie als in een woordenboek. Aysegüls probleem was niet dat ze niet wist wat ‘likken’ was - dan was ze nooit over die lolly begonnen - maar dat ze niet aanvoelde hoe ‘we’ in een Nederlands klaslokaal iets moeten uitleggen.