| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 hl Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. De redactie kan buiten medeweten van de auteur inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. |
Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet-geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Ruggespraak-knipsel
Joep Zijp - eindredacteur TIP Culinair, Hoofddorp
In de rubriek ‘Ruggespraak’ op de achterpagina van het novembernummer stond het knipsel ‘Wij maken veel betere Australische wijnen dan de Fransen’. Het doet me deugd te zien dat lezers van Onze Taal ook de TIP Culinair niet schuwen, maar ik vind het jammer dat de lezer die het fragment inzond, blijkbaar niet de humor en de ironie van deze uitspraak van Emma Woods kon inzien.
‘Wij maken veel betere Australische wijnen dan de Fransen’ maakte deel uit van het antwoord van de getalenteerde jonge wijnmaakster op mijn vraag wat ze zich aantrok van de voortdurende vergelijking van Franse wijnen met Australische. Het was een leuk, origineel antwoord en bovenal: er is geen speld tussen te krijgen!
Logo van de Autralian Wine & Brandy Corporation
| |
Herkomst kanons
Martin van Liempd - Zwolle
Hans R. Peutz legt in de rubriek ‘Reacties’ van het novembernummer van Onze Taal een verband tussen kanon ‘wapen’ en kanon met de meervoudsvorm kanons, dat ‘maçonniek wijnglas’ betekent. Hij vergelijkt de luide slag waarmee het glas dankzij zijn zware voet neergezet kan worden met ‘een bescheiden kanonschot’. Een ander verband tussen het glas en het wapen zou de Engelse benaming firing glass zijn. Mijns inziens houden de vrijmetselaarskanons geen verband met enig wapengeweld, doch uitsluitend met het Frans.
Canon is in Frankrijk een populair woord voor ‘wijnglas’. In het Franse naslagwerk Le petit Larousse staat dat deze betekenis afkomstig is van de oude vloeistofmaat ‘canon’, waarvan de inhoud een achtste liter bedraagt. Het is waarschijnlijk dat de Nederlandse vrijmetselaars dít woord hebben overgenomen en dat zij de meervouds-s, in het Frans een stomme klank, wél uitspraken. Dat het woord voor het maçonnieke wijnglas uit het Frans komt, wordt ondersteund door het feit dat het milieu waaruit de Nederlandse vrijmetselaars voortkwamen, bijzonder vertrouwd was met de Franse taal. Van de 26 nog bestaande vrijmetselaarsloges die in de achttiende eeuw zijn opgericht, dragen er 14 een Franse naam.
| |
Vlaams-Nederlands [1]
Dr. J. de Rooij - Nijmegen
Ir. Willem Gijsels werpt in het decembemummer van Onze Taal de vraag op of het Vlaams en het Nederlands niet twee verschillende talen zijn. Hij vergelijkt de Vlaams-Nederlandse situatie met die van het Engels in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten; beide hebben volgens hem een eigen woordenboek omdat ze ‘verschillen in woordenschat, uitdrukkingen en uitspraak’. Maar Gijsels vergeet erbij te zeggen dat niemand ooit beweert dat het Britse en het Amerikaanse Engels twee verschillende talen zijn, terwijl dat ten aanzien van het Nederlands en het Vlaams wél in brede kring wordt gedaan.
Gijsels suggereert verder dat het wachten is op een Vlaamse bijbelvertaling en een Vlaamse grammatica, maar dat lijkt me echt niet nodig. De Willibrordvertaling ís Nederlands-Vlaams, en een ‘Vlaamse grammatica’ is er ook al: de Algemene Nederlandse Spraakkunst (de ANS), waarin uitgebreid aandacht besteed wordt aan regionale verschillen, meestal die tussen Noord en Zuid.
| |
Vlaams-Nederlands [2]
P.M. Nieuwenhuijsen - Leeuwarden
In het decembernummer stelt ir. Willem Gijsels dat Vlaamse en Nederlandse tv-programma's aan de ‘andere’ kant van de landsgrens worden ondertiteld omdat anders vele uitdrukkingen en woorden slecht begrepen worden. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat deze programma's ten onrechte worden ondertiteld. Mijn overtuiging is dat in Hilversum de invloed van de landsgrens op de verstaanbaarheid wordt overschat. Daarentegen worden factoren als articulatie en spraakstoornissen van de spreker, omgevingslawaai en opnametechniek naar mijn idee sterk onderschat. Een plat-Haags sprekende hangjongere op een scooter met een draaiende motor die van een afstandje wordt gefilmd, wordt niet ondertiteld.
De heer Gijsels bespreekt, evenals mevrouw De Groot (op dezelfde bladzijde), verschillen tussen het ‘Noord-Nederlands’ en het Nederlands in Vlaanderen. In het algemeen vind ik dat men die beter kan bezien tegen de achtergrond van de enorme verschillen die theoretisch mogelijk zijn. Naarmate men een betere indruk heeft van de enorme omvang van een taal, is men minder snel geïmponeerd door opsommingen van verschijnselen die typisch zijn voor een bepaalde regio, hoe aardig die op zichzelf ook zijn.
| |
Vlamingen op Groot Dictee [1]
Ludo Permentier - taaljournalist en corrector Groot Dictee, Boutersem, België
Dat Vlamingen hun taal beter zouden beheersen dan Nederlanders zal wel een mythe zijn, zoals in het decembernummer van Onze Taal beweerd wordt, maar Dirk Caluwé vergist zich als hij ontkent dat Vlamingen beter scoren dan Nederlanders op het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Er zijn in de 13 jaargangen
| |
| |
dat ze samen in het krijt traden (van 1991 tot en met 2003; de eerste aflevering in 1990 was louter Nederlands), 8 winnaars in het Vlaamse kamp geweest en 5 in het Nederlandse. Maar het gaat hier elk jaar tussen 10 Vlaamse en 20 Nederlandse finalisten, als we alleen naar de niet-prominenten kijken. Als we dat omrekenen, hebben we bij de 130 Vlaamse finalisten met 8 winnaars een winstkans van 6,2% en bij de 260 Nederlanders met 5 winnaars een van 1,9% - dat is meer dan drie keer zo weinig.
Beeld: NPS
Bij de prominenten is de kloof nog groter: 11 afleveringen werden door een Vlaming gewonnen (winstkans 8,4%), 2 door een Nederlander (0,7%). Als dat geen significante verschillen zijn!
Overigens kun je voor een betrouwbare vergelijking (als je die al wilt maken) beter naar het gemiddelde aantal fouten van alle finalisten kijken. Voor de editie 2002, een doorsneejaar, was dat:
- | lezers van De Standaard: 9 fouten; |
- | lezers van de Volkskrant: 19 fouten; |
- | prominente Vlamingen: 28 fouten; |
- | prominente Nederlanders: 40 fouten. |
Het dictee van 2003 was atypisch omdat de verschillen tussen de Nederlanders en Vlamingen erg klein waren. Het leverde deze gemiddelden op:
- | lezers van De Standaard: 29,4 fouten; |
- | lezers van de Volkskrant: 29,7 fouten; |
- | prominente Vlamingen: 42,9 fouten; |
- | prominente Nederlanders: 53,7 fouten. |
Hiermee wil ik niet zeggen dat het Groot Dictee een betrouwbare meter is voor de taalvaardigheid van de deelnemers. Het dictee is een wedstrijd, geen wetenschappelijke test, en het gaat om het spellen van vergezochte woorden, wat weinig of niets met taalvaardigheid te maken heeft. Maar wie mythen wil doorprikken, moet over de juiste gegevens beschikken.
| |
Vlamingen op Groot Dictee [2]
Jozef Lamberts - winnaar Groot Dictee 2001, Bonheiden, België
Taaladviseur Dirk Caluwé ontkent in het decembernummer dat Vlamingen veel vaker het Groot Dictee winnen dan Nederlanders. Zijn bewering dat in de eerste 13 jaargangen 7 Vlamingen en 6 Nederlanders gewonnen hebben, klopt niet. Aan de eerste uitgave konden uitsluitend Nederlanders deelnemen. Een Vlaming kón dit dictee dus niet winnen. Bovendien is de winnaar van dat dictee dezelfde als die van 1996: de Nederlander Marc de Smit, die in 1996 voor Vlaanderen uitkwam. Hij mag dus zeker niet twee keer geteld worden. Maar zelfs als je hem als Nederlander meetelt, dan nog is de stand tot 2002 (het jaar tot waar ook Caluwé heeft geteld) 7-5 voor de Vlamingen.
Hierbij moet wel aangetekend worden dat er in 2001 3 winnaars waren (allen Vlaams), die ik hierboven maar één keer heb meegeteld, dat als we ook naar de nummers 2 en 3 kijken, het overwicht van de Vlamingen niet te ontkennen valt, dat het aantal Nederlandse deelnemers elk jaar het dubbele is van het aantal Vlamingen, dat de Nederlanders altijd thuis en de Vlamingen altijd buitenshuis spelen én dat de voorlezer steeds een Nederlander is, wat zeker niet in het voordeel van de Vlamingen is.
| |
Naschrift Dirk Caluwé
Het klopt dat de cijfers niet precies waren. Tijdens de eerste jaargang van het Groot Dictee deden de Vlamingen niet mee en de winnaar van dat eerste dictee won ook in 1996, maar dan als Vlaamse deelnemer.
Wie de cijfers over het Groot Dictee wil analyseren en een verklaring zoekt voor de ongelijke resultaten, moet zeker ook rekening houden met de selectiemethode. Zo schreef Maarten Dessing op 16 december 2003 in De Standaard:
‘De gewone deelnemers worden dit jaar, vermoedelijk omdat ze meer dan voorheen zijn geselecteerd op hun telegenieke kwaliteiten, niet gedomineerd door spellingfreaks die al jaren meedraaien in het Vlaamse dicteecircuit.’ Als er een Vlaams ‘dicteecircuit’ bestaat en er in Nederland een vrijere selectie van kandidaten is geweest, is het zeer goed denkbaar dat ‘spellingfreaks’ gemiddeld sterker zijn vertegenwoordigd in de voorrondes en de eindselecties voor de Vlaamse kandidaten dan voor de Nederlandse.
Ook bij de prominenten zou de selectie een rol kunnen spelen. Deze mensen worden uitgenodigd wegens hun mediabekendheid, maar het is niet bekend wie heeft geweigerd om deel te nemen en waarom. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat zwakkere of minder zelfverzekerde spellers aan Vlaamse kant gemakkelijker uit de selectie verdwijnen doordat ze niet ingaan op de uitnodiging.
| |
Te jong om...?
Hugo Pinksterboer - Amsterdam
Ik ben het roerend eens met de strekking van de brief van dr. Louise Cornelis (reactie in het decembernummer), waarin zij schrijft dat Bløf geen band is voor tieners. Maar als zij het heeft over de ‘veel te jong’ verongelukte drummer van de band, vraag ik me stilletjes af hoe oud je moet zijn om te verongelukken.
| |
Taalverandering is te sturen
Christina Schedl - Alkmaar
Wouter Kusters en Marc van Oostendorp schrijven in het decembernummer van Onze Taal dat de talen die zij onderzocht hebben, eenvoudiger werden onder invloed van nieuwkomers, en volgens hen zou dat ook weleens met het Nederlands kunnen gaan gebeuren. Dat een levende taal veranderingen ondergaat, is een normaal proces. Maar in hoeverre deze veranderingen verheven worden tot de norm van de Nederlandse taal, dat heeft de taalgemeenschap zelf in de hand. Door taalbeleid (via school, media, boeken, etc. duidelijk maken hoe het moet en fout gebruik afkeuren, nieu- | |
| |
we vormen niet opnemen in grammatica's) kan de taal bewust gestuurd worden, en op die manier kan worden besloten om een bepaalde variatie wel of niet toe te laten.
Nederlanders staan bekend als een open en tolerant volk. Precies op die manier gedragen velen zich ook ten opzichte van de gaande taaldiscussie. Taalveranderingen worden blijkbaar geaccepteerd en beschouwd als een natuurlijk onderdeel van de taalgeschiedenis.
Als we niet willen dat hun hebben de nieuwe norm wordt, dan moeten we niet vrezen voor mensen die deze variant gebruiken, maar voor mensen die hem overnemen. Het draait niet primair om de verandering zelf, maar om hoe we met deze verandering omgaan.
| |
Hypercorrectie
Prof. dr. Bernard T. Tervoort - Naarden
Nicoline van der Sijs gebruikt in haar uitstekende artikel ‘De herkomst van de haar-ziekte’ (rubriek ‘Etymologica’, oktobernummer) de term hypercorrectie, die ik telkens weer móét associëren met A.A. Verdenius, in de jaren dertig en veertig hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Ik zal wel een van de laatsten zijn die nog bij de strenge oude meester college hebben gelopen, van 1945 tot 1946, net voordat Wytze Hellinga het overnam. Verdenius was toen blind, werd door mijn medestudent Frank Lulofs of mij van huis gehaald en teruggebracht, maar hij kende de Strofische gedichten van Jacob van Maerlant uit zijn hoofd, en wee je gebeente als je je huiswerk niet goed had gedaan.
Prof. A.A. Verdenius in de jaren veertig: ‘Hypercorrectie dient u te vervangen door hypercorrectheid.’
Tussendoor doceerde hij af en toe ‘taalpurisme’, en een van zijn pijlen richtte hij meer dan eens op het woord hypercorrectie: ‘Dat dient u te vervangen door hypercorrectheid, en als u niet inziet waarom, hoort u hier niet thuis!’
De oude baas had gelijk en ongelijk. Als je er even over nadenkt, is hypercorrectheid natuurlijk correcter dan hypercorrectie. Maar taalgebruik dwingen lukt nu eenmaal zelden of nooit.
| |
De mis opvoeren
J.F.H. Schouten - Heerlen
De Taaladviesdienst stelt in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ van het decembernummer dat kerstmis in één geval een kleine letter kan krijgen, ‘namelijk als de betekenis “mis die met kerst wordt opgevoerd” (...) bedoeld is’.
Ik ben niet gelukkig met die ‘opgevoerde’ mis. ‘Opvoeren’ doe je een toneelstuk. Afgelopen zomer dook die uitdrukking ook al op in de Volkskrant, maar daarvoor had ik die nog nooit eerder gehoord of gelezen. Wij leerden als kinderen dat de mis werd ‘opgedragen’. En Van Dale geeft verder nog: ‘de mis doen’, ‘celebreren’, ‘lezen’ en ‘zingen’.
Het komt mij voor dat door de ontkerkelijking het juiste taalgevoel voor de ceremonie teloor dreigt te gaan.
| |
Berusten bij
Inge Suasso - Best
Als antwoord op een vraag van de ‘Taaltest’ van Bert Smit staat in het decembernummer van Onze Taal dat alleen bij kan worden ingevuld in de zin ‘De stukken berusten... de notaris.’ Dit is onvolledig, want onder kan ook. Dat voorzetsel wordt zelfs als eerste genoemd in Van Dale bij het trefwoord berusten. Bij berusting staat: ‘onder berusting van’ en ‘in berusting bij’.
|
|