| |
| |
| |
De stem des volks
Hoelang is een grammaticale overtreding nog een overtreding?
Nicoline van der Sijs
Veel mensen rijzen de haren te berge als ze hun hebben horen, of hele grote stukken of de reizigers worden verzocht. Zo hebben ze het niet geleerd op school en zo staat het ook niet in de boeken. Hoe vaak worden zulke grammaticale regels overtreden? En hoe erg is dat?
In grammatica's en taaladviesboeken bestaat een zekere consensus over wat grammaticaal ‘goed’ en ‘fout’ is. Tegenwoordig wordt die boodschap meestal omfloerst gebracht, in de geest van het poldermodel: ‘Wanneer u niet het gevaar wilt lopen dat er kritiek wordt geuit op uw taalgebruik, dan kunt u beter kiezen voor vorm x.’ De boodschap blijft echter even helder - mensen die de moeite nemen een grammatica of taaladviesboek te raadplegen, willen immers per definitie kritiek op hun taalgebruik vermijden.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Een beperkte variatie staan de taaladviesboeken meestal wel toe. Zo mag men zowel schrijven ‘De NS heeft de tarieven verhoogd’ als ‘De NS hebben de tarieven verhoogd’: weliswaar staat NS voor het meervoudige Nederlandse Spoorwegen, maar als afkorting mag het ook gevolgd worden door een persoonsvorm in het enkelvoud. Ook accepteert men zowel een aantal mensen kwam als een aantal mensen kwamen - daarbij wordt, enigszins gekunsteld, een betekenisverschil gemaakt: wanneer de mensen als groep zijn bedoeld, gebruikt men het enkelvoud, en wanneer men refereert aan de mensen afzonderlijk, kiest men voor het meervoud. De bandbreedte tussen ‘goed’ en ‘fout’ is echter slechts gering.
| |
Praktijk
De meeste grammaticale regels gelden al honderd jaar of langer. Tot nu toe kon men ze niet gemakkelijk toetsen aan het daadwerkelijke taalgebruik. Men kon wel constateren dat bepaalde regels werden overtreden, maar het was niet te meten hoe vaak dat gebeurde. Tegenwoordig kan dat echter wel, bijvoorbeeld met de zoekmachine Google op internet.
Bij vijftien grammaticale struikelblokken ben ik nagegaan wat de praktijk van het taalgebruik op internet laat zien. Het bijzondere van internet is de grote diversiteit van teksten die erop staan. Voor een deel zijn dit officiële, geredigeerde teksten en voor de rest onbewerkte berichten of mededelingen. De mate van ‘geletterdheid’ van de schrijvers zal daarbij fors verschillen: sommige berichten zijn geschreven door beroepsschrijvers of -vertalers, andere door mensen met relatief weinig schrijfervaring - die laatste teksten liggen dicht tegen de spreektaal aan.
Enkele technische gegevens over het onderzoek dat ik heb gedaan (ze zijn niet nodig om de resultaten te kunnen begrijpen): de zoekacties zijn in augustus 2003 uitgevoerd; ze kunnen door iedereen herhaald worden, maar de getallen zullen dan kleine afwijkingen vertonen, omdat het internet iedere nanoseconde verandert. Om zo veel mogelijk ruis te voorkomen, heb ik alleen gezocht naar vaste reeksen woorden (zoals een aantal hebben), niet naar woorden die in elkaars buurt voorkomen (zoals een aantal (...) hebben, waar op de plaats van de puntjes willekeurige woorden kunnen worden ingevuld). Dan nog leveren de zoekacties soms ruis op, vooral doordat de zoekmachine leestekens, zoals punten en komma's, negeert. Daardoor vinden we bij het zoeken naar groter als/dan bijvoorbeeld ook ‘word je al dikker dan?’ en ‘(...) de kans op [complicaties is] groter. Als uw bloeddruk laag blijft (...)’. Ik ga ervan uit dat dergelijke gevallen tegen elkaar kunnen worden weggestreept - bij een steekproef bleek dat namelijk het geval te zijn.
Zoekacties waarin duidelijke vertekeningen optraden, heb ik vermeden, zoals het zoeken op langer als, waarin de resultaten vervormd werden door constructies als ‘De Europese lidstaten mogen elkaar niet langer als excuus gebruiken’ en ‘Bos zag Cohen al langer als kandidaat.’
| |
| |
| |
Persoonsvormen
De eerste twee zoekacties (zie kader) betreffen de congruentie (overeenkomst) tussen onderwerp en persoonsvorm - we kwamen het hierboven al tegen bij de keuze NS heeft/hebben. Na het enkelvoudige een aantal behoort het werkwoord in het enkelvoud te staan, maar in bijna de helft van de gevallen wordt de regel overtreden. Een berucht congruentieprobleem vormt de aanwezigen wordt verzocht: formeel is aanwezigen meewerkend voorwerp, maar omdat het meestal als onderwerp wordt geïnterpreteerd, staat het werkwoord in de meerderheid van de gevallen in het meervoud.
| |
Voornaamwoorden
Voornaamwoorden (zie kader) leveren veel problemen op, vandaar de zoekacties 3 tot en met 12. Zo mag men onzijdige aardrijkskundige namen (Amsterdam, Parijs) en mannelijke of onzijdige collectieve woorden (enkelvoudige woorden als gemeenteraad, bestuur en staat, die verwijzen naar een groep mensen) niet verbinden met haar. In bijna een derde van de gevallen gebeurt dat echter wel. Het is verder nog interessant dat het vrouwelijke woord gemeente in maar liefst 20,8% van de gevallen wordt gevolgd door zijn - een typisch geval van hypercorrectie.
Mensen die bezwaar hebben tegen het bestaan van keuzemogelijkheden, moeten zich realiseren dat die er binnen de taal altijd zijn geweest en altijd zullen blijven.
Een oude regel (geformuleerd door Balthazar Huydecoper, in 1730) bepaalt dat naar zaken moet worden verwezen met waarmee en naar personen met met wie. Uit het grote percentage gevallen waarin hiervan wordt afgeweken (gemiddeld ruim 40%), blijkt dat de regel momenteel niet wortelt in de levende taal - en het is zeer de vraag of hij dat ooit heeft gedaan. Evenmin stemt de regel die het verschil tussen wiens en wier beschrijft, overeen met ieders taalgevoel. De regel houdt in dat wier gebruikt wordt ter verwijzing naar vrouwelijke personen in het enkelvoud en naar alle vrouwelijke én mannelijke personen in het meervoud, terwijl wiens uitsluitend verwijst naar mannelijke personen in het enkelvoud. Een kwart van de vrouwelijke woorden in het enkelvoud of het meervoud wordt ten onrechte gecombineerd met wiens, en dit geldt voor maar liefst meer dan de helft van de mannelijke meervouden.
Notoir is de verwarring tussen de persoonlijke voornaamwoorden hen en hun. Het verschil tussen deze voornaamwoorden is in 1625 door de grammaticus Christiaen van Heule vastgesteld. Ik heb het gebruik ervan in verschillende contexten bekeken: na een voorzetsel komt bijna altijd het correcte hen voor, als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (‘Ik geef het hun/hen’) wordt vaker het onjuiste hen dan het correcte hun gebruikt, en als lijdend voorwerp (‘Ik zag hen/hun’) heeft het correcte hen verreweg de overhand. In de constructie wat (...) betreft wordt
| |
Struikelblokken
Van de vijftien grammaticale struikelblokken in dit kader en de twee andere heb ik de frequentie op internet nagezocht. De constructie die als correct geldt, staat telkens vóór de schuine streep en wordt bij de percentages als eerste vermeld.
| |
Persoonsvormen
1. | Een aantal heeft/hebben, staat/staan, stond/stonden, zit/zitten, zat/zaten, loopt/lopen: van de 1236 voorkomens staat het werkwoord in 56,3% van de gevallen in het enkelvoud en in 43,7% in het meervoud. In deze zoekacties zouden bijzinnen ruis kunnen opleveren, denk aan combinaties zoals waarvan hij er een aantal heeft. Ter controle heb ik daarom de zoekacties herhaald, maar dan voorafgegaan door en of maar (en/maar een aantal, etc.), zodat alleen hoofdzinnen worden gevonden. Van de 187 voorkomens stond in 56,1% het werkwoord in het enkelvoud en in 43,9% in het meervoud, waarmee de eerdere resultaten dus bevestigd zijn. |
2. | Aanwezigen/reizigers/heren/dames/mensen/kinderen/bewoners/inwoners wordt/worden verzocht: van de 438 voorkomens wordt het werkwoord in 33,6% in het enkelvoud gebruikt en in 66,4% in het meervoud. De theoretische combinaties aan/door (...) wordt/worden verzocht of de bijzinvolgorde komen niet of slechts een enkele maal voor, waardoor het beeld dus niet vertekend wordt. |
| |
Voornaamwoorden
3. | Amsterdam/Parijs/Leiden met zijn/haar (niet voorafgegaan door in of naar, om zinnen te voorkomen als ‘Hij was in Parijs met zijn vrouw’ of ‘Hij reed naar Parijs met zijn auto’): van de 562 voorkomens is 73,1% zijn en 26,9% haar. |
4. | Gemeenteraad/bestuur/staat en zijn/haar en gemeenteraad/bestuur/staat heeft in zijn/haar: van de 3057 voorkomens is 72,8% zijn en 27,2% haar. |
5. | Gemeente en haar/zijn en gemeente heeft in haar/zijn: van de 1319 voorkomens is 79,2% haar en 20,8% zijn. |
6. | Mensen/kinderen/mannen/vrouwen met wie/waarmee: in 63% van de gevallen is het met wie en in 37% waarmee (het totaal aantal voorkomens is 7026). In het enkelvoud wordt zelfs vaker waarmee dan met wie gebruikt: meisje/jongen/kind wordt in 50,7% van de gevallen gevolgd door waarmee en slechts in 49,3% door met wie (1252 voorkomens). |
7. | De vrouw/de dame/het meisje wier/wiens: van de 248 voorkomens is het in 72,2% van de gevallen wier en in 27,8% wiens; vrouwen/dames/meisjes wier/wiens geeft van de 520 voorkomens in 75,6% van de gevallen wier en in 24,4% wiens, terwijl kinderen/mensen/ouders wier/wiens van de 485 voorkomens in 42,5% van de gevallen wier laat zien en in 57,5% wiens. |
8. | Aan/voor/naar hen/hun die, aan/over hen/hun maar en aan/voor/tegen hen/hun en. Door de toevoeging van die, maar en en worden de bezittelijke voornaamwoorden (‘Ze stoorde zich aan hun gekwebbel’) uitgesloten. Van de 34.575 voorkomens is 97,8% hen en 2,2% hun. |
9. | Geef het hun/hen en hun/hen geven (niet voorafgegaan door aan): van de 748 voorkomens is 34,8% het correcte hun en 65,2% hen. |
10. | Zag/zagen hen/hun en en heb/heeft/hebben hen/hun gezien: van de 110 voorkomens is 91,8% hen en 8,2% hun. |
11. | Wat hun/hen betreft: van de 1485 voorkomens is 17,8% hun, tegen 82,2% hen. |
12. | Zij/hun zeggen (gezocht via: en/maar zij/hun zeggen om gevallen als naar/volgens hun zeggen uit te sluiten): van de 850 voorkomens is 91,1% zij en 8,9% hun; bij en/maar zij/hun hebben daarentegen is 98% van de 5947 voorkomens zij en 2% hun. |
| |
Als, dan en heel
13. | Als/dan: bij de vergelijkingen met groter, dikker en sterker wordt 94,7% gevolgd door dan en slechts 5,3% door als (totaal 121.365 voorkomens). |
14. | Maar niet dan nadat/maar niet nadat: samen komen ze 704 keer voor, waarvan 21,2% met dan en 78,8% zonder. |
15. | Hele/heel grote/kleine: van de 45.650 voorkomens wordt in 24% heel gebruikt en in 76% hele. |
| |
| |
meestal ten onrechte hen gebruikt. In de levende taal heeft hen als persoonlijk voornaamwoord dus in alle gevallen de voorkeur. Hun als onderwerpsvorm komt bij zij/hun zeggen in ongeveer 9% van de gevallen voor - dit ondanks het feit dat het gebruik ervan streng wordt afgekeurd. Daarentegen komt hun hebben in slechts 2% van de gevallen voor, dus de frequentie van hun als onderwerpsvorm hangt mede af van het werkwoord, en blijft nog alleszins binnen de perken, tenminste in geschreven teksten.
| |
Als, dan en heel
Een berucht probleemgeval vormt de vergrotende trap met als (zie kader vorige bladzijde). Op het internet blijken vergelijkingen met groter, dikker en sterker in slechts 5,3% van de gevallen gevolgd te worden door als. Die uitkomst verbaasde me buitengewoon, en daarom heb ik de zoekactie herhaald in alleen de ‘discussiegroepen’ op het net, waarin in principe slechts ongeredigeerde mededelingen staan. Weliswaar verandert het percentage dan in 9% van het totale aantal voorkomens (49.772), maar dat blijft in mijn ogen slechts gering - het komt even weinig voor als hun zeggen op heel internet.
Uit de zoekacties 14 en 15 blijkt dat het ten onrechte weglaten van dan in de constructie maar niet dan nadat de voorkeur van de taalgebruikers heeft, net als het door taalmeesters afgekeurde een hele grote/kleine. Tot enige begripsverwarring leiden deze constructies kennelijk niet.
| |
Regels versoepelen
De vraag is nu wat we met deze gegevens doen. Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die de uitkomsten zien als een bewijs van slecht onderwijs en slecht taalgebruik. Dat is niet mijn interpretatie. Ik constateer een discrepantie tussen taalregels en taalgebruik. Nu we, voor het eerst in de geschiedenis, kwantitatieve gegevens hebben over taalgebruik, zouden we daar de taalregels op aan moeten passen - de spraakmakende gemeente beslist. Zo is het ook gebeurd bij de laatste spellingherziening, waarbij de trefwoordselectie en de gegevens per woord (maar niet de spelling van de woorden) bepaald werden op grond van enkele grote tekstverzamelingen, oftewel tekstcorpora. Mijn idee is dus dat als een bepaalde grammaticale regel veelvuldig wordt overtreden, de conclusie moet worden getrokken dat de regel niet (meer) deugt. Wat ‘veelvuldig’ is, dient nader te worden gedefinieerd.
Uit bovenstaande zoekresultaten zou kunnen worden afgeleid dat het gerechtvaardigd lijkt om de congruentieregels van collectieve woorden (een aantal heeft/hebben) en passieve zinnen met een meewerkend voorwerp (de reizigers wordt/worden verzocht) te versoepelen, dat de regels voor het gebruik van het voornaamwoord bij geografische namen (Amsterdam met zijn/haar grachten) en collectiva (de staat en zijn/haar onderdanen) moeten worden herschreven, dat voortaan de regel zou moeten luiden dat hun alleen als bezittelijk voornaamwoord voorkomt (dat is hun huis), tegenover het persoonlijk voornaamwoord hen (ik geef het hen, wat hen betreft), dat wiens ook naar personen in het meervoud kan verwijzen (de dames wiens man verdwenen is), en dat maar niet nadat en hele grote goed Nederlands zijn. Daarentegen blijkt - tot mijn stomme verbazing - de regel dat de vergrotende trap met dan wordt uitgedrukt, nog steeds van kracht.
| |
Smeken
Ik stel dus voor om voortaan in bepaalde gevallen op ondubbelzinnige wijze twee gelijkwaardige varianten toe te staan, in overeenstemming met het daadwerkelijke taalgebruik. Het sleutelwoord in deze zin is ‘gelijkwaardig’. Voortaan zouden regels dan kunnen luiden: u kunt zowel met wie als waarmee schrijven bij personen, zoals u ook de aanrecht en het aanrecht mag gebruiken, en collega's en collegae, keuzen en keuzes en in de eerste plaats en op de eerste plaats. Zoals u regime en regiem mag spellen, nótulen en notúlen mag zeggen, adreslijst en adressenlijst mag schrijven, of kunt kiezen tussen welgesteld en vermogend en tussen attaque en beroerte. Op den duur zou zelfs de vorm die nu nog fout wordt gerekend, de enige goede kunnen worden, althans als deze het vaakst voorkomt. Mensen die bezwaar hebben tegen het bestaan van keuzemogelijkheden, moeten zich realiseren dat die er binnen de taal altijd zijn geweest en altijd zullen blijven - en dan laat ik stijlverschillen nog buiten beschouwing.
Wat de grammatica betreft, gaat het bovendien slechts om een relatief klein aantal extra gevallen, ik schat hoogstens enkele tientallen, waarin nu ook al variatie heerst, zoals boven bleek. Ik pleit bijvoorbeeld niet voor het gebruik van hun als onderwerp, omdat dat momenteel slechts door een minderheid wordt gebruikt. En is het niet juist de variatie die taal zo spannend maakt en de mogelijkheid geeft tot de allerindividueelste expressie?
Maar niet nadat komt op internet veel vaker voor dan het correcte maar niet dan nadat.
Niet alleen taaladviseurs zouden moeten vermelden dat er in sommige gevallen meerdere gelijkwaardige keuzemogelijkheden zijn, maar ook in schoolgrammatica's zou dit opgenomen moeten worden. De meeste mensen blijven namelijk hun hele leven vasthouden aan de kennis die ze op school met moeite hebben verworven. Dus wanneer zij een bepaalde keuze hebben geleerd, en er bovendien in taaladviesboeken staat dat die keuze de minste weerstand oproept, dan zullen zij daarop blijven hameren, en zo worden vernieuwingen nooit mogelijk. Datzelfde lot heeft de Nederlandse spelling getroffen.
Ik ben me er maar al te goed van bewust dat er methodologisch allerlei opmerkingen te maken zijn over het bovenstaande onderzoekje, maar dat neemt niet weg dat de gegevens smeken om nader onderzoek - wellicht kan er eens iemand op promoveren. En hopelijk luisteren taaladviseurs, grammaticaschrijvers, schoolmeesters en uitgevers dan naar de stem des volks.
|
|