Groenman-taalprijs 2003 voor Jan Mulder
Op 8 november jongstleden zagen de 1500 bezoekers van het Onze Taal-congres in het Nieuwe Luxor Theater in Rotterdam hoe de Groenman-taalprijs werd uitgereikt aan Jan Mulder. De prijs wordt elke twee jaar door de Stichting Let Op Uw Taal (LOUT) toegekend aan een radio- of tv-persoonlijkheid die zich heeft onderscheiden door goed, creatief taalgebruik. Eerder werden onder anderen Frits Spits, Kees van Kooten en Ivo de Wijs bekroond. Hieronder het juryrapport.
Een scherpe tackle, een loeiharde uithaal, een speelse dribbel, een verrassend hakballetje, en af en toe een mooie lange voorzet. De oud-profvoetballer Jan Mulder schrijft nu zoals hij vroeger voetbalde.
Het bekendst is hij wellicht van de stukjes op de voorpagina van de Volkskrant, die hij samen met zijn vriend in de schoonheid en de boosheid Remco Campert schrijft. Een andere Jan Mulder zien we in het programma Barend & Van Dorp. Nog steeds even wel ter tale als in zijn columns, is hij hier de stoorzender. In de krant bouwt hij onnavolgbaar aan een stukje van 10 bij 11 centimeter, op tv gooit hij zich meteen voor de volle 100% in de strijd. Hij interrumpeert, soms half van zijn stoel opstaand om zijn vraag of opmerking of tegenwerping kracht bij te zetten, de handen in de lucht, het lichaam over de tafel heen gebogen, het gezicht vaak afgewend om duidelijk te maken dat hij nog nooit zó veel onzin heeft gehoord als nu.
Jan Mulder tijdens zijn dankwoord na de uitreiking van de Groenman-taalprijs.
Foto: Bart Versteeg
Jan Mulder heeft oog en oor voor taal. Hij heeft ook respect voor zijn moedertaal. Telkens weer breekt dat door: in zijn columns, in zijn toespraken en in zijn verhalen. Taal is het aanknopingspunt, het thema of het struikelblok.
Taal is het aanknopingspunt als hij een merkwaardig woordgebruik signaleert en dan, heel venijnig, de maatschappelijke consequenties daarvan blootlegt. Dat deed hij onthutsend scherp in zijn stukje ‘Crimineeltjes’:
Crimineeltjes. Het woord staat steeds vaker in de krant: crimineeltjes. Het gaat vooral om crimineeltjes uit Marokko en soms zijn het ook zwartjes. (...) Nederland staat bekend om het buitensporig gebruik van het verkleinwoord, maar crimineeltjes went niet. Alsof je het over illegaal uit Brazilië ingevoerde tuinkabouters hebt, de zogenaamde crimineeltjes. Het betreft zeer jonge kinderen waarvoor je inderdaad het verkleinwoord kunt aanwenden, maar op de een of andere manier klinkt het vervelend. (...)
In NRC Handelsblad stond gisteren deze kop: ‘Gezamenlijke aanpak van crimineeltjes’.
Het staat er wel niet zo maar ik lees: ‘veel van de probleempjes vinden hun oorzaakjes in het kleine feitje dat tweede-generatiejongeren verloren raken tussen twee samenlevinkjes. Als ze beter hun worteltjes kennen, kunnen ze ook betere keuzetjes maken voor hun toekomstje.’
Crimineeltjes. Alsof er wat in de goot drijft. (...)
Dit is taalkunst. Hier wordt op de zere plek van de taal geduwd: de verkleiningsuitgang krijgt ineens een nare negatieve bijklank.
Soms is taal ook het thema, zowel in korte stukjes - als hij tekeergaat tegen taalfouten, verkeerde klemtonen of gewoon slordigheid - als in zijn literair proza, de langere voorzetten. Het valt op dat de mooiste romances bij Mulder stuk kunnen lopen op foute taal. Of om het in zijn woorden te zeggen: ‘Taal kan het beste duwen vergallen.’ In De vrouw als karretje knapt hij af op het zusje van Cif dat alleen maar in tweewoordzinnetjes kan sms'en. En in Spreek en vergissing, een poëtische novelle die helemaal om taal draait, laat een vijftigjarige dichter een verhouding stranden op de uitgesleten straatstenen van de taal.
En dan de taal als struikelblok. Taalgevoel is veelal ook een bron van ergernis. Die ergernis is begrijpelijk, want er komt heel wat lelijke taal op ons af. Jan Mulder ziet het somber in, al die jonge meisjes met hun versierde valse oogjes, die steeds vaker sms'end communiceren in slecht Engels vol tikfouten en onontwarbare codetekens. ‘Let's face it,’ zegt hij, ‘er treedt in het huidige multidisciplinaire futuristische teamwork van de communicatie-industrie voor moderne convenience-georiënteerden en kosmopolieten een overkill op aan info, terwijl - mind my words - de literatuur en de krant worden gedownload tot de essentials.’ Moedeloos wordt hij ervan. Over tien jaar, weet hij, ‘begrijpt niemand iemand nog en nog vijf jaar later is het Nederlands helemaal verdwenen. Men zal niet meer met elkaar praten, laat staan dat er taal in gedrukte tekst bestaat op papier.’
En dan illustreert hij hoe de taal ‘in hoog tempo verongelukt’: ‘De Nederlandse taal is aan het uitfaden. Engels verkoopt better. Maar er zijn grotere dangers. De Nederlandse taal is behalve aan het verengelsen ook aan het verzakelijken.’ Met nostalgie denkt hij terug aan het einde van de twintigste eeuw, toen de bekende columnisten Ca en Mu nog weleens iets met elkaar voerden wat ze in die tijd ‘'n gesprekje’ noemden.
Vóór het doemscenario dat Jan Mulder schetst zich voltrekt, heeft LOUT het genoegen om hem als groot vertegenwoordiger van de tegenkrachten die het tij kunnen keren, de prijs toe te kennen voor het pittigste media-Nederlands van de afgelopen jaren.
Jury Groenman-taalprijs:
Ludo Beheydt, Hans Heestermans, Peter Smulders, Henny Stoel