Worsteling
Dichten is, zei je, een kwestie van lang zoeken naar het juiste woord. Welk woord heeft je de meeste moeite gekost?
‘Het woord “onbemande”, in de tweede regel van de vierde strofe, liet wel even op zich wachten.’ Wigman staat op, loopt naar z'n computer en toont een flink tekstbestand, dat de stille getuige is van het ontstaan van het gedicht. Aan dat ‘onbemande’ is zichtbaar een flinke worsteling voorafgegaan.
‘Ik had al betrekkelijk snel iets als “Zijn mond / die hulpeloos herhaalt wat hem was ingesproken”. Er moest alleen nog wat over die mond gezegd worden. Ik zocht het eerst in zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld “De goedheid van zijn mond”, of “De schemer van zijn mond”, of “De onmacht van zijn mond”, maar dan ontstond er een verwijzingsprobleem. Het was dan niet duidelijk waar dat “die” in de volgende regel op slaat. Het moest dus iets met een bijvoeglijk naamwoord worden. Ik overwoog onder meer “Zijn onbeschreven mond”, “Zijn onbesmette mond” en “Zijn onbevolkte mond”, totdat de oplossing kwam: “Zijn onbemande mond”. Dat heeft de juiste klank, het juiste ritme en precies de juiste betekenis.’
‘“Duits”, in de zesde strofe, had ook een adjectief nodig. Van meet af aan dacht ik aan het Duitse steinhart, dat exact het soort ongevoeligheid aangeeft dat bijvoorbeeld ook zit in “wij leefden hem”, in de volgende strofe. Eerst dacht ik nog dat steenhard een fraaie maar niet bestaande vernederlandsing was, tot ik in Van Dale zag dat het gewoon een Nederlands woord is, dat ook helemaal niet uit het Duits komt.’
Ook dit gedicht zit ritmisch heel goed in elkaar: onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen wisselen elkaar heel regelmatig af zonder dat het verveelt - integendeel.
‘Ik hecht veel waarde aan een strak metrum. Ik ben drummer, en trommel graag met mijn vingers, dat heeft er misschien mee te maken. Maar ik zorg er altijd wél voor dat er een paar schoonheidsfoutjes in zitten, zodat het niet helemaal klopt, want ik vind het erg belangrijk dat het geen dreun wordt. Vandaar dat bijvoorbeeld de regel “Afkomst verduisterd. Mensen die hem willen doden” een beetje afwijkt van de rest.’
‘Een goed ritme heeft grote voordelen. Op een of andere manier maakt het taal veel dwingender. Flaubert schreef eens aan een vriend: “Is het jou ook niet opgevallen dat waarachtige zinnen ook altijd ritmisch kloppen?” Hoe dat precies komt, weet ik niet, maar het is wel waar. Die meesterlijke brieven van Gerard Reve in Nader tot U en Op weg naar het einde zijn ritmisch ook onovertroffen: er staan ellenlange zinnen in, maar ze “lopen” prachtig en komen allemaal op hun pootjes terecht.’