Heen en weer gespoeld
De surfboardplankjes zijn, zo heb ik inmiddels ook uit andere naslagwerken begrepen, inderdaad stukjes van de rugplaat, of het rugschild, van de gewone inktvis. Net als schelpen drijven de plaatjes met het zeewater mee naar de kust, breken daar in de branding of op de rotsen of worden lang heen en weer gespoeld. Het spul heet ook wel ‘sepiabeen’ of kortweg ‘sepia’, en Van Dale meldt dat het, behalve ‘door vogelhouders als piksteen voor kanaries e.d.’ ook gebruikt wordt ‘als poeder door goudsmeden i.p.v. vormzand’ en ‘door ivoorwerkers als polijstmiddel’. Hoe nu de titel van Montales eerste bundel te vertalen? Inktvisschilden? Rugkalkplaatjes van de octopus? Kanariepikstenen? Sepiabeen? Of misschien het meervoud: Sepiabenen?
Verstegen wees er in zijn toelichtingen ook op dat een letterlijke vertaling hier nog niet zo voor de hand lag. Het ging Montale bij de keuze van zijn titel niet zozeer om de schildjes van de inktvis, maar meer in het algemeen om al het kleine en nutteloze en afgedankte dat op de stranden van de Italiaanse kust aanspoelt: wier, wrakhout, kiezel, zeesterren, schelpen en schilden, nu eens blekend in de brandende zon, dan weer meegenomen door een golf en even verderop in een weer nieuwe constellatie neergeworpen. Dat gegeven sprak Montale aan. Hoe onooglijk ook, het vormde toch zoiets als een beeld voor het leven, en ook wel als een ideaal, in zijn afwisseling van afwachten en bewegen, stilliggen en dan weer overgegeven worden aan de maalstroom.
Twee zeekatten
Foto: David Nicholson / Marine Biological Association of the UK
Montale heeft, in overeenstemming met deze gedachte, nog een tijdlang overwogen zijn bundel Rottami te noemen: ‘afval, wrakhout’. ‘De Ossi di seppia vormen een soort “zeedrift”’, zegt Verstegen. Mooie titel. Voor zeedrift geeft Van Dale: ‘strandvond’. Ook een mooie titel. Een andere vertaling zou kunnen zijn ‘aanspoelsel’, of het meervoud ‘aanspoelsels’. Of ‘strandkriel’, met kriel in de betekenis van verzamelnaam voor wat klein is, en als bijbetekenis ‘uitschot’, ‘afval’. Zo komen we, op zoek naar een geschikte vertaling, al haast vanzelf in de buurt van ‘schuim’: dat is bij branding en strand altijd aanwezig, en het heeft daarnaast ook nog de betekenis van ‘uitschot’.
Verstegen stelt ‘zeeschuim’ voor als vertaling van Ossi di seppia. Onder die naam schijnt de vogelpiksteen ook in dierenwinkels verkocht te worden. Van Dale geeft als tweede betekenis van zeeschuim: ‘benaming voor de schelp of verkalkte rugplaat van inktvissen’, met als voorbeeldzin ‘zeeschuim wordt wel in vogelkooien gehangen zodat de dieren ertegen kunnen pikken’.
Noteren wij daarom in het Woordenboek van de poëzie: ‘inktvisbot (ook: inktvisbeen), (verwerpelijk latinisme) zeeschuim. Voorbeeldzin: “Was Eugenio Montale een Nederlandse dichter geweest dan zou zijn eerste bundel Zeeschuim hebben geheten.”’