bruik.’ Ook studenten die de afgelopen jaren bij Philippa college volgden - Philippa is docent taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam - schreven bij wijze van eindopdracht soms een paar woordbeschrijvingen (‘lemma's’ in het jargon van de woordenboekmaker). Philippa was de laatste jaren de spil van het project: zij zorgde ervoor dat het geld er kwam, zij zorgde voor de klinkende namen in het comité van aanbeveling (van tekstdichter Ivo de Wijs tot voormalig commissaris van de koningin Henk Vonhoff), en haar kamer op de universiteit fungeerde als redactielokaal.
Marlies Phillippa: ‘Wij gaan veel uitgebreider op ieder woord in.’
Foto: Marc van Oostendorp
Ieder lemma wordt volgens een strak stramien opgebouwd. Na de vermelding van het woord en een korte betekenisomschrijving volgen steeds een blokje over de herkomst ervan (Is het een inheems woord en zo niet: Aan welke taal is het ontleend? En hoe kwam die taal op haar beurt aan dat woord?), een blokje over de geschiedenis van het woord in andere Germaanse talen, en een blokje over de geschiedenis van het woord in de vroegst bekende stadia van de Indo-Europese taalfamilie.
Elk lemma eindigt met commentaar op bijvoorbeeld de betekenisontwikkeling van het woord of andere wetenswaardigheden. Wie het lemma oorspronkelijk ook geschreven had, steeds is het door de hoofdredacteuren en een aantal specialisten uitvoerig becommentarieerd, net zo lang tot iedereen tevreden was.