(Tweeduizend) drie
Marcus Leroy- Hanoi, Vietnam
De vierde kalender waarvan het jaartal met een twee begint, loopt alweer bijna ten einde, en toch blijven we het nodig vinden om dat tweeduizend uitdrukkelijk uit te spreken als we een jaartal noemen. Dit jaar was er sprake van ‘de verkiezingen van tweeduizend (en) drie’ en van nieuwe EU-lidstaten die toetreden in ‘tweeduizend acht’ - al wordt het voor Turkije ‘tweeduizend twaalf’.
Nederlandstaligen staan hiermee trouwens niet alleen; ook in het Engels en het Frans hoor ik niets anders. Zelf probeer ik weleens tweeduizend weg te laten, maar zelfs als er absoluut geen twijfel is dat ik het over een jaartal heb, krijg ik alleen maar verwonderde blikken. Niemand lijkt zonder tweeduizend te kunnen, hoewel het eigenlijk heel onpraktisch is - tweeduizend is een hele mond vol - en meestal een overbodige toevoeging. In de vorige eeuw hoorde je mensen negentienhonderd dan ook zelden uitspreken: ‘Mijn vader was van zeven’; ‘de oorlog veertien-achttien’; ‘expo achtenvijftig’ en ‘Hij is gestorven in zevenennegentig.’
Waarom doen we nu niet hetzelfde? Wanneer zullen we voldoende vertrouwd zijn met de nieuwe eeuw om met telkens opnieuw zijn naam te moeten noemen? En heeft hetzelfde verschijnsel zich voorgedaan bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw? Als dat zo is, vraag ik me af wanneer men negentienhonderd liet vallen.