Verwachtingspatroon en regelgeving
Dr. Ad Welschen - leerstoelgroep Nederlandse Taalkunde, Universiteit van Amsterdam
Toen Louis van Gaal aftrad als bondscoach, zei hij niet meer terug te willen naar Ajax. Zijn verklaring: ‘Ik kan nooit meer aan het verwachtingspatroon voldoen.’ Vooral in de sportwereld wordt verwachtingen vaak zonder blikken of blozen vervangen door het zo veel interessanter, ja zelfs wetenschappelijker klinkende verwachtingspatroon. Vroeger ‘hadden’ mensen alleen een bepaald verwachtingspatroon, maar tegenwoordig kunnen ze er net als Van Gaal ook niet meer aan ‘voldoen’, of ze kunnen het niet ‘waarmaken’.
Louis van Gaal: ‘Ik kan nooit meer aan het verwachtingspatroon voldoen.’
Foto: ANP
Iets soortgelijks geldt voor het woord regelgeving. De laatste jaren wordt dit quasi-technische woord zowel binnen de politiek als daarbuiten gebruikt in plaats van regels: ‘Men heeft gewoon een beter stuk regelgeving nodig’, ‘Er is nieuwe regelgeving onderweg’, enzovoort. Het lijkt zo wel of men het eenvoudige zelfstandig naamwoord regels is vergeten, of dat men het liever wil vermijden, omdat men meer effect denkt te sorteren met dat plechtstatige, abstracte regelgeving.
Ik vraag me af of het hier twee losse voorbeelden betreft, of dat er een zeker patroon valt waar te nemen van modieus taalgebruik waarmee relatief alledaagse, volkomen heldere termen worden aangedikt en geabstraheerd, om de communicatie zogenaamd op een hoger plan te tillen. Maar als dat laatste het geval is, waarom praten wij dan niet van ‘informatieverstrekking’ als wij informatie bedoelen? Kortom: ik zou graag willen weten wat het ontstaan of het succes bepaalt van quasi-geleerde termen als verwachtingspatroon en regelgeving.
De herkomst van dat laatste voorbeeld lijkt wel duidelijk: het zal zijn ontstaan uit de samentrekking wet- en regelgeving. Een vaste verbinding als regelgeving wordt in de taalkunde wel een ‘collocatie’ genoemd. Het is vrij gebruikelijk om die collocatie dan ten koste van het grondwoord (regel) te pas en te onpas te berde te brengen - overigens vaak tot ergernis van velen. Zo herinner ik mij hoe mijn vader zich in de jaren zestig al enigszins stoorde aan een quasi-geleerde uitdrukking als (in) een orde van grootte, zoals hij dat ook wel zou doen als hij nu in alledaagse conversatie over ‘een factor groter’ zou horen spreken, laat staan over ‘een x aantal’. Maar dat zijn collocaties op zinsniveau, terwijl het mij gaat om collocaties op woordniveau.