Ton den Boon - hoofdredacteur grote Van Dale
De hemel op aarde - voor minder komen ze hun stoel niet uit, de consumenten. Dus stelt Masterfoods, de uitbater van het merk Bounty, zijn klanten een paradijselijke ervaring in het vooruitzicht: één hapje Bounty, die tropische snack van zoete kokos omhuld door een laagje chocolade, en je waant je meteen op een tropisch eiland met hagelwitte stranden en wuivende kokospalmen.
Het is natuurlijk de ultieme overdrijving, dat Bounty-paradijs, maar het gekozen beeld blijkt wel een schot in de roos. Want wie zich sinds de Bounty-reclame een voorstelling wil maken van het aardse paradijs, ziet meteen een soortgelijk tropisch eiland voor zich. En dat héét dan ook nog eens een ‘bountyeiland’. In de Nederlandse kranten van de afgelopen tien jaar komt dat woord zo'n vijftig keer voor. De kans is dan ook groot dat het binnenkort als soortnaam voor een tropisch eiland in het woordenboek staat.
Er is trouwens echt een eiland met die naam. Of beter nog: een aantal eilanden. Het zijn onherbergzame, rotsachtige eilanden onder Nieuw-Zeelandse vlag, gelegen in de Stille Zuidzee en genoemd naar de HMS Bounty, het schip waarmee ze in 1788 ontdekt werden. Het schip, dat zaden vervoerde van de broodboom - waarvan de rijpe vruchten overigens verdacht veel lijken op de chocosnack - is vooral bekend geworden dankzij de legendarische ‘muiterij op de Bounty’, die ook plaatsvond in de buurt van de Bounty Islands. Het is onwaarschijnlijk dat er nog nazaten van de muiters op de eilandengroep wonen, maar die zijn er waarschijnlijk wel op de eilanden in de omgeving. Die hebben overigens bepaald geen goede reputatie. Als ze al in het nieuws komen, dan is het omdat er weer eens een moord is gepleegd. Of een zedendelict. Geen wonder, want Groot-Brittannië gebruikte deze Pacifische eilanden in de negentiende eeuw als deportatieoord voor verbannen criminelen. De Bounty Islands hebben qua uitstraling dan ook niets te maken met de zoete lekkernij die wij ‘Bounty’ noemen.
Dat is anders met een van de Fiji-eilanden, dat slechts dertig hectare groot is, wél een zilverwit strand heeft, en veel toeristen trekt. Dat werd door een projectontwikkelaar, geïnspireerd door het Bounty-concept van het paradijs op aarde, omgedoopt in ‘Bounty Island’.
Bounty is niet het enige merk dat bij consumptie van het gelijknamige product een paradijselijke sensatie belooft. Ook het rummerk Bacardi doet dat, vrijwel op dezelfde manier, maar dan met een overduidelijk Caraïbisch eiland. Dat heeft geleid tot de soortnaam bacardi-eiland, al heeft dat woord - in tegenstelling tot in het Duits en het Engels - in het Nederlands nooit echt voet aan de grond gekregen. Blijkbaar heeft de Nederlander niets sterkers nodig dan een gevulde chocoladereep om in hoger sferen te geraken.
Bounty is niet alleen maar in onze taal terechtgekomen met het bountyeiland - en daarvan afgeleide woorden als bountystrand en bountycommunisme (‘de Castro-variant van het communisme’, al zou bacardicommunisme daarvoor een betere naam zijn geweest) - ook zonder nadere toevoeging wordt bounty regelmatig figuurlijk gebruikt. Zo heet een gekleurd persoon die zich volgens zijn omgeving al te sterk aanpast aan de dominante blanke cultuur een ‘bounty’: iemand die zwart van buiten is, maar wit (blank) van binnen. Met dat scheldwoord uit het multiculturele paradijs zal de producent van Bounty vast niet zo blij zijn.