Tegengehouden
Welke wereldwijde, identieke ontwikkelingen in het spraaksysteem zijn er?
‘De [ei] die [aai] wordt, zoals in het Poldernederlands, dat is een universele ontwikkeling. Ook de Engelse [aai] van bijvoorbeeld wine was ooit een [ei]klank. Het curieuze is dat dit natuurlijke verloop in Nederland meer dan driehonderd jaar is tegengehouden. In de zestiende eeuw hadden onder andere de Zuid-Hollandse dialecten het stadium met de [aai] al bereikt. Schrijvers en grammatici die zich met het vastleggen van het Algemeen Nederlands bezighieden - zoals Spiegel en Vondel - hebben toen duidelijk gezegd: die [aai] moeten we niet.’
Een natuurlijke ontwikkeling is toch niet tegen te houden?
‘Blijkbaar toch wel enigszins. De [ei] is uitgeroepen tot dé tweeklank van het Nederlands. En dat is hij tot de jaren zestig van de vorige eeuw gebleven. Er waren twee argumenten om die [aai] tegen te gaan. Het Nederlands kende twee verwante klanken: wat wij nu de lange ij en de korte ei noemen. De lange ij was, zoals we gezien hebben, oorspronkelijk de lange [ie]. Maar toen die een tweeklank werd, kwam de uitspraak in de buurt van de [ei]. In dezelfde periode was de uitspraak van de korte ei al opgeschoven in de richting van de [aai], een natuurlijke ontwikkeling, zoals ik net schetste. Met de uitspraak van de ij dreigde dat ook te gebeuren. Het taalkundige argument was toen: we moeten de uitspraak van de ij en de ei uit elkaar houden, zodat klein en fijn niet op elkaar gaan rijmen.’
‘In de tweede plaats vond men de [aai] boers en plat klinken. Het effect van de bemoeizucht van de schrijvers en grammatici is geweest dat ook de korte ei, die al een beetje als [aai] uitgesproken werd, weer terugging naar de [ei]-uitspraak.’
Zijn er ook andere ontwikkelingen tegengehouden?
‘Niet van hetzelfde niveau als van die ei. Taalbemoeienis op kleinere schaal heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de meeste Nederlanders denken dat groter als fout is. Ons gehannes met hun en hen hebben we te danken aan taalsleutelaars uit het verleden die vonden dat het Nederlands ook weer naamvallen moest hebben, net als het Latijn, en die daarom die twee vormen bedachten.’
Waardoor zet de uitgestelde ontwikkeling van [ei] naar [aai] nu wel door?
‘Dat is het gevolg van de lossere normen. Kinderen hebben van nature de neiging om van de [ei] een [aai] te maken. De [aai] is gemakkelijker te articuleren: je hoeft je mond minder ver open te doen. De [ei] vereist een secuurdere positionering van de tong en de kaak. Bovendien is de [aai] luider. Kinderen hebben de neiging hard te praten, nergens hoor je dat beter dan op een crèche. Die [aai] is buitengewoon handig als je een grote bek op wilt zetten. Zangers van het Nederlandse lied gebruiken ook allemaal de [aai]. Sommige muziekleraren laten kinderen met opzet de [aai] zingen omdat ze dan makkelijker kunnen uithalen. In plaats dat die [aai] afgekeurd en afgeleerd wordt, wordt hij nu dus getolereerd en soms zelfs bevorderd.’
Maar u vindt die [aai] maar niks.
‘Als taalkundige neem ik een objectief standpunt in: taal is een levend organisme, veranderingen in de taal, ook in de uitspraak, horen daarbij. Persoonlijk vind ik