Geweesd
Ingmar Roerdinkholder - Winterswijk
Het voltooid deelwoord van wezen en zijn is geweest, met een t aan het eind. We zijn het niet anders gewend en het staat dan ook heel vanzelfsprekend. Maar als je afgaat op ‘'t kofschip’ of ‘'t fokschaap’, dat er bij ieder schoolkind wordt ingestampt als het belangrijkste fundament van onze spelling, dan zou het eigenlijk geweesd moeten zijn, met een d. Net zoals je schrijft: ‘Ik ben verhuisd’ of - nog duidelijker - ‘Het kind is verweesd.’ Het lijkt erop dat geweest een over het hoofd gezien relict van een oude spelling is en dat dit nooit door de grote taalbouwers is opgemerkt of aangepakt. Dat dit woord iedereen eigenlijk te slim af is ‘geweesd’ dus. Dat komt misschien doordat geweest niet als bijvoeglijk naamwoord kan worden gebruikt. Als je de eerder genoemde woorden gaat vervoegen, merk je snel genoeg dat er een d geschreven moet worden: de verhuisde spullen of het verweesde meisje. Maar wie heeft er ooit van ‘een geweeste/geweesde melkboer’ gehoord? Als je wilt zeggen dat de melkboer in kwestie niet meer in functie is, dan heb je het tenslotte over ‘een gewezen melkboer’.