Onze Taal. Jaargang 72
(2003)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
Prullenbakkeren [1]: instruire
| |||||||||||||||
Prullenbakkeren [2]: Ischa Meijer
| |||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||
der dat er een achtervoegsel (zoals -eren) is toegevoegd. Voorbeelden: ‘Ik elleboog’ en ‘Hij veronicaat de lezers toe.’ Dit soort woorden zouden vaak in spreektaal en krantencolumns voorkomen. Amsterdam, Prometheus, 1995
Van Santen citeert een zin uit NRC Handelsblad, geschreven na de dood van Ischa Meijer: ‘Mijn man is dood laat Connie Palmen ons weten en bij deze simpele regel kippevelt mijn ziel.’ Ik vermoed dat de columnist het werkwoord kippevellen heeft bedacht als eerbetoon aan Ischa Meijer, die als geen ander in staat was nieuwe werkwoorden te bedenken. Bladerend door de gebundelde afleveringen van de column ‘De Dikke Man’, die hij in Het Parool placht te schrijven, stuit ik op allerlei vondsten. Ik noem er enkele - weliswaar niet van een zelfstandig naamwoord afgeleid, maar toch zeer de moeite waard:
| |||||||||||||||
Nederlands in het Spaans
| |||||||||||||||
Zich storen aan
| |||||||||||||||
Naschrift TaaladviesdienstHet gebruik van zich storen in de betekenis ‘zich ergeren’ is inderdaad erg algemeen. Het is ook niet heel nieuw: in 1991 is het opgenomen in de hedendaagse Van Dale, en in 1992 in de grote Van Dale. Voor die tijd vermeldden de woordenboeken bij zich storen alleen de betekenis ‘zich eraan gelegen laten liggen, zich er iets van aantrekken’. Waarschijnlijk heeft de heer Timp een oudere druk van Van Dale geraadpleegd. Opvallend is echter dat het Woordenboek der Nederlandsche Taal bij zich storen als eerste betekenis ‘Zich boos maken, zich verstoren; zich ergeren’ vermeldt, en daarna opmerkt: ‘In dezen zin niet meer in gebruik.’ Daaruit blijkt dat een oude betekenis nieuw leven is ingeblazen. Wannéér dat gebeurd is, valt min of meer na te gaan aan de hand van oude jaargangen van Onze Taal. P.C. Uit den Bogaart schreef in april 1977: ‘Niemand behalve [ik] schijnt er zich aan te storen als ergens geschreven wordt We kunnen er niet opingaan.’ En W. Sterenborg schreef in oktober van dat jaar: ‘Hierbij heb ik ontdekt dat men er zich niet aan stoort.’ Nog ouder is de volgende zin: ‘(...) dat zijn buurman zich wél daaraan zal storen’ - uit Onze Taal van maart 1968. |
|