Verrukkelijk
Shangri-La is een vondst van de Britse schrijver James Hilton (1900-1954). Hij introduceerde dit oord in zijn in 1933 verschenen roman Lost Horizon. Daarin gaat het over vier Britten die een vliegtuigongeluk in Tibet overleven en vervolgens terechtkomen in een lamaklooster in het Dal van de Blauwe Maan. Dit klooster, dat aan de voet van de berg Karakal ligt, heet Shangri-La (‘La is Tibetaans voor bergpas’, luidt Hiltons toelichting op deze naam).
Bij Hilton is Shangri-La een paradijs op aarde. Het boek is verschillende keren in het Nederlands vertaald, en in de vertaling van Jean A. Schalekamp uit 1960 wordt het klooster aldus beschreven:
Voor hen, op maar korte afstand, lag het lamaklooster van Sjangri-La. (...) Een groep gekleurde paviljoens hing aan de berghelling gekleefd zonder ook maar iets van de grimmige weloverwogenheid van een kasteel in het Rijnland, maar meer met de achteloze teerheid van bloemblaadjes die op een rotspunt zijn geprikt. Het was groots en gracieus tegelijk. Een verwarde emotie trok het oog van de melkblauwe daken naar het grijze rotsbastion daarboven, kolossaal als de Wetterhorn boven Grindelwald.
Het klooster bevat een wonderlijke combinatie van oosterse architectuur en westerse luxe. Hilton beschrijft het als ‘ruim, goed verwarmd, en heel schoon’. Het is enorm groot, er is centrale verwarming, men speelt er Mozart op piano en klavecimbel, en het klooster herbergt ‘een werkelijk verrukkelijke bibliotheek, ruim en voornaam, die een grote hoeveelheid boeken bevatte die op zo'n discrete wijze waren ondergebracht in inhammen en nissen, dat de hele sfeer er meer een was van wijsheid dan van geleerdheid, meer van goede manieren dan van ernst’.
Bovendien zijn er in het klooster honderden landkaarten aanwezig. Maar als de Britten daarnaar vragen, zegt een lama: ‘Ze liggen allemaal voor u ter inzage, maar misschien kan ik u in één opzicht vergeefse moeite besparen. Op geen enkele ervan zult u Sjangri-La vermeld vinden.’