Het proefschrift van...
Emmy Konst: brabbelen met een gehemelteplaatje
Marc van Oostendorp
Als een kind wordt geboren met een spleet in het gehemelte, de kaak en de bovenlip - een ‘schisis’ - valt daar met een aantal operaties wel wat aan te doen. In een veelgebruikte behandelmethode wordt de lip na vier maanden dichtgemaakt, en het zachte gehemelte na een maand of twaalf; het harde gehemelte wordt het laatst behandeld, als het kind ongeveer negen jaar oud is.
Die eerste levensjaren vormen wel de periode waarin kinderen leren praten, en dat is lastig met zo'n spleet. Spreken vereist heel verfijnde spierbeweginkjes, die je zo vroeg mogelijk moet oefenen. Dat is een van de redenen dat veel pasgeboren baby's met een schisis in hun eerste levensjaar een plastic gehemelteplaatje krijgen. Er zijn trouwens meer argumenten om zo'n plaatje aan te brengen. Het zou bijvoorbeeld het zogen makkelijker maken, en de spleet sneller aaneen doen groeien. Tegenstanders van het plaatje zijn er ook: zij zeggen dat de behandeling te duur is en dat het de kans op gaatjes in de tanden groter maakt.
Tot voor kort hadden voor- en tegenstanders weinig wetenschappelijke argumenten voor hun stellingen, want de effecten van een gehemelteplaatje waren nauwelijks onderzocht. Om die reden begonnen de universiteiten van Amsterdam, Rotterdam en Nijmegen tien jaar geleden met een grootschalig onderzoek naar deze effecten. Een van de onderzoekers was de logopediste Emmy Konst, die vorig jaar november aan de Nijmeegse universiteit promoveerde op een proefschrift over het effect van een gehemelteplaatje op de ontwikkeling van taal en spraak in de eerste levensjaren.
Aan een ‘schisis’ valt met een aantal operaties wel iets te doen. Links vóór de behandeling, rechts erna.