| |
| |
| |
‘Wij spellen niemand de les’
De taal van Kabouter Plop en K3
Kees van der Zwan
De kleuter van nu kijkt naar Kabouter Plop en luistert naar K3, beide afkomstig van het Vlaamse productiebedrijf Studio 100. Hele teksten kennen de kinderen vaak uit hun hoofd. Wat is het precies voor taal die ze zo krijgen voorgeschoteld? Welke gedachte zit erachter? En draagt die taal ook bij aan het enorme succes?
In Rotterdam loopt een meisje van vier met haar vader op straat. Aan haar tongval is te horen dat ze hier op bekend terrein moet zijn. Toch is ze opeens een beetje bezorgd dat ze misschien verdwaald zijn. Ze besluit het voor de zekerheid even te vragen. Ze zegt: ‘Pap, denk jij dat wij verloren lopen?’
Het is een opmerkelijk contrast: die typisch Vlaamse uitdrukking uit de mond van een onmiskenbaar Rotterdams kind. Wat is hier aan de hand? Zou het meisje een tijdje in België hebben gewoond? Is haar vader daar misschien voetbaltrainer geweest? Nee. Het meisje is een fan van Kabouter Plop, een Vlaamse kinderserie die al jaren ook in Nederland op tv te zien is. En dat kleine beetje Vlaams in haar hoofd zou dan heel goed afkomstig kunnen zijn uit de Plop-aflevering waarin die eigenwijze Kabouter Klus denkt in dichte mist wel even zijn paddestoel te kunnen vinden. Kabouter Plop, Kabouter Kwebbel en Kabouter Lui weten, gezeten in de melkherberg, wel beter: ‘dat is gevaarlijk, omdat je dan kan verloren lopen’.
| |
Kleuterpretfabriek
Het meisje zal niet het enige Nederlandse zijn dat op deze manier stilletjesweg wat Vlaams heeft opgepikt. Want Kabouter Plop is ook in Nederland grenzeloos populair. Sinds het begin in 1997 zijn er driehonderd afleveringen van uitgezonden, en draaiden er twee lange films in de bioscoop. Ook in het theater doet Plop het al jaren goed. De voorstellingen, in Nederland telkens van oktober tot en met maart, zijn steevast lang van tevoren uitverkocht, en trekken elk seizoen zo'n 150.000 bezoekers. En passant brak het Plop-liedje ‘Kabouterdans’ in Nederland een heus record: de single stond 66 achtereenvolgende weken in de Mega Top 100. Met dit alles is Plop een belangrijke pijler van de Belgische kleuterpretfabriek Studio 100, waar ook tv-series als Samson & Gert, Big & Betsy, Wizzy & Woppy en Spring vandaan komen. En musicals als Pinokkio, Assepoester en Doornroosje. En niet te vergeten de talloze video's, dvd's, cd's, en voorlees- en stripboeken die van al die producties zijn afgeleid. Sinds een jaar of drie heeft het bedrijf bovendien een themapretpark: Plopsaland, aan de kust bij Oostende, waar al die Studio 100-figuren tot leven komen.
| |
Vangnet
Hans Bourlon is directielid van Studio 100, samen met Gert Verhulst en Danny Verbiest, met wie hij ook het leeuwendeel van de afleveringen van Kabouter Plop heeft geschreven. Hij is er niet op voorhand mee ingenomen dat Plop kennelijk bijdraagt aan de verbreiding van het Vlaams onder Nederlandse kleuters - hoe gering dan ook. Integendeel. Bourlon: ‘Toen wij drieën de serie bedachten, was het uitdrukkelijk de bedoeling dat het iets voor de héle Nederlandstalige markt zou worden. Daarom worden de teksten nauwgezet nageplozen op Vlaamse woorden en uitdrukkingen. We hebben bovendien een vangnet omdat twee van de acteurs in Nederland wonen, net over de grens. Zij wijzen ons vaak op woorden die we maar beter niet kunnen gebruiken. Maar blijkbaar glipt er weleens eentje doorheen.’
Behalve die keuze voor ontvlaamst Nederlands is er nog meer in het format van Kabouter Plop dat van meet af aan onwrikbaar vastlag. Bourlon: ‘We willen kinderen een spiegel voorhouden, ze confronteren met hun eigen leven en hun eigen eenvoudige emotionaliteit. Dat doen we vrij karikaturaal, door middel van een aantal zeer eendimensionale figuren. Kabouter Lui bijvoorbeeld is het kleine broertje dat altijd slaapt, en Kabouter Kwebbel de oudere zus die altijd kwettert. Heel belangrijk is dat er nergens wordt verwezen naar een bepaalde tijd. Het speelt zich allemaal af in een bos, waar bijvoorbeeld geen elektriciteit is; de kabouters doen alles met hout, heel ambachtelijk. Het kan twintig jaar geleden zijn, maar ook nu. Door die tijdloosheid, en natuurlijk door het sprookjesachtige van het geheel, moet er over tien jaar nog net zo van de serie genoten kunnen worden als nu.’
| |
| |
‘Zal ik nog es iets zeggen hè?’
Het taalgebruik in de serie voegt zich naadloos naar dit stramien. Het opvallendst is wel dat elk personage zijn eigen vaste uitdrukking heeft, en die uitentreuren gebruikt. Klus pocht altijd dat hij op elk gebied ‘eigenlijk zo'n beetje de beste van het hele kabouterbos’ is, Kwebbel drijft haar vrienden keer op keer tot wanhoop met haar ‘Zal ik nog es iets zeggen hè?’, en voor Lui is er maar weinig nodig om te verzuchten: ‘Ik denk dat ik daar heel moe zal van worden.’ Plop ziet het allemaal aan, nieuwsgierig, hoofdschuddend of geamuseerd, maar altijd met dít als commentaar: ‘Plopperdeplop!’, dan wel ‘Plopperdeplopperdeplop!’ Bourlon: ‘We hebben gemerkt dat die uitspraken kinderen houvast geven. Het helpt hun een eigen wereld te scheppen, die ze beheersen en kennen, en waarin ze zich thuis voelen. En, heel belangrijk, waar hun ouders geen deel aan hebben.’
Dat gevoel onder elkaar te zijn zal niet worden versterkt door de woordkeus van Plop en zijn vrienden. Typisch hedendaagse jongerenuitdrukkingen als vet, cool of flex zul je hen niet horen bezigen. Die tasten immers het tijdloze karakter van de serie aan. Om dezelfde reden worden ook de min of meer ondeugende poep-en-pies-woorden zorgvuldig gemeden - al komt daar nog iets bij: ‘Uit kijkersonderzoek is gebleken dat kinderen vaak in hun eentje tv-kijken,
Plop ziet het allemaal aan, nieuwsgierig, hoofdschuddend of geamuseerd, maar altijd met dít als commentaar: ‘Plopperdeplop!’, dan wel ‘Plopperdeplopperdeplop!’
bijvoorbeeld als hun ouders in bed liggen. Wij vinden dat die ouders moeten weten dat de kinderen bij ons in goede handen zijn.’
| |
Jeugdtrauma's
Ouders die wél geregeld meekijken, zullen zich vroeg of laat gaan afvragen of de tekst misschien toch niet iets minder voorspelbaar en braaf kan. Zouden kinderen het niet aardig vinden om eens verrast te worden in plaats van dat er telkens verwachtingen ingelost worden? Bourlon is daar stellig over. ‘Wij doen er alles aan om de herkenbaarheid niet te verstoren. Kabouter Plop is een “sitcom” voor kinderen, en het past niet in dat genre om de personages opeens anders te laten zijn en andere dingen te laten zeggen. Dan kun je beter helemaal iets nieuws beginnen, vinden wij. Ook leent de aard van de serie - korte, losstaande verhaaltjes van vijf minuten - zich niet zo goed voor een verhaalontwikkeling.’
De soms gehoorde kritiek dat Plop altijd goed afloopt, spreekt Bourlon evenmin aan. ‘Wij hoeven geen ei te leggen, en geen jeugdtrauma's te verwerken. Als anderen dat wel doen, eventueel met subsidie, dan is ons dat best. Wij spellen niemand de les. Wij doen het zoals we het doen, we denken dat dat leuk is, en dat de kinderen dat ook vinden.’
Kabouter Plop:
sitcom voor kinderen. V.r.n.l. de kabouters Kwebbel, Lui, Plop, Klus, Smal en Smul.
Foto: Studio 100
Dat die laatste veronderstelling juist is, blijkt nergens duidelijker dan bij de theatershow van Plop. Joelende kinderen, getooid met Plopmutsen en ternauwernood in bedwang gehouden door hun ouders, zingen alle liedjes woord voor woord mee en dansen massaal de Kabouterdans. En inderdaad: de zaal bereikt telkens pas écht het kookpunt als de kabouters hun lijfspreuk laten horen.
| |
Rolmodellen
Eigenlijk is er maar één kinderact die kan tippen aan de hysterie die Plop oproept, en dat is de kleuterpopgroep K3 - óók uit Vlaanderen en sinds kort ook ondergebracht bij Studio 100. De uit drie zangeressen bestaande groep geniet onder de jongste basisschoolmeisjes (nauwelijks onder jongens) een populariteit die hun ouders zal doen denken aan Doe Maar, uit hun eigen jeugd. Van de vier K3-cd's die inmiddels zijn verschenen, gingen er zo'n 900.000 over de toonbank, en de concerten zijn altijd stijf uitverkocht - ook als er, zoals vorig jaar zomer in het Circustheater in Scheveningen, drie per dag worden gegeven, en dat 51 dagen lang.
K3 maakt popmuziek die een geraffineerde dwarsdoorsnede biedt van zo ongeveer alles wat er door de jaren heen aan goed in het gehoor liggends is geproduceerd. Bubblegumpop is hier wel helemaal het juiste woord. Maar het gaat bij K3 niet alleen om de muziek. Het gaat ook om de teksten, waarvan de kinderen hele lappen uit het hoofd kennen, en om de danspasjes, om de decors, om de videoclips, om de kleurige kleding, om het haar (staartjes!) en om de algehele sfeer van onbezorgd plezier die ervanaf moet stralen. En bovenal gaat het om de zangeressen zelf, die door de fans zo ongeveer worden beschouwd als oudere zussen, beste vriendinnen en rolmodellen tegelijk: Kathleen, Kristel en Karen - respectievelijk blond-, zwart- en roodharig, en 24, 27 en 28 jaar oud.
| |
‘Zeg hé zotteke’
Dat de meiden van K3 - zoals ze steevast worden genoemd - uit Vlaanderen komen, is goed te horen. Anders dan bij Plop wordt er weinig aan gedaan om dat te verbloemen. Vorig najaar, vlak na het verschijnen van de vierde cd Verliefd, vroeg de Vlaamse krant De
| |
| |
Standaard zich nog even bezorgd af of ‘de slimme jongens van Studio 100 ook in tekst en taalgebruik zouden inspelen op de Nederlandse markt, zoals bijvoorbeeld Suske en Wiske destijds verhollandste na de grote doorbraak boven de Moerdijk’. Het antwoord prijkte als kop boven het stuk: ‘K3 doet niet “gans anders” voor Nederland’. Dat hier vooral niettalige overwegingen meespeelden, blijkt wel uit de toelichting van Karen: ‘Als Kathleen ‘Zeg hé zotteke’ zegt, vinden ze dat juist in Nederland fantastisch. We zullen dus nooit van accent veranderen.’
Voor de bedenkers kwam het als een totale verrassing dat K3 zo aansloeg. Althans: dat het zo aansloeg bij zulke jonge kinderen. Songschrijver Peter Gillis: ‘Het was in het begin eigenlijk de bedoeling een heel ander project op te starten, dat toegespitst was op een wat ouder publiek.’ Dat oudere publiek was dan het Eurovisie Songfestival-publiek, want K3 deed in 1999 mee aan de Belgische voorronde, met het nummer ‘Heyah mama’. Jurylid Marcel Vanthilt deed het optreden destijds honend af als ‘kindermuziek’ - en dat waren profetische woorden. ‘Heyah mama’ werd al gauw door hele hordes kleuters meegezongen en bestormde de hitlijsten. Gillis: ‘Toen bleek dat die kinderen daar ineens zo zwaar op reageerden, hadden we het gevoel: “Dan moet ge daar verder op werken.”’ En dat is precies wat er werd gedaan. De kip met de gouden eieren werd zorgvuldig gekoesterd.
| |
Wat ik wil - K3
kijk ik in de spiegel
dan zie ik daar een meisje staan
dat van alles wil beleven
dat zo graag weg wil gaan
het is zonneklaar
ik wil een nieuw avontuur beleven
maak al mijn dromen waar
wat ik wil wat ik wil wat ik wil
is een kick die mij vanbinnen raakt
wie neemt mij mee ver van hier
wie maakt mij stapelgek en helemaal dronken
wat ik wil wat ik wil wat ik wil
is een man die mij waanzinnig maakt
die mij ontroert en ontvoert
sla ik aan de haak
ik wil geen tijd verliezen
ik wil genieten van elk moment
ja ik wil van alles proeven
ik word zo graag verwend
het is zonneklaar
ik wil een nieuw avontuur beleven
maak al mijn dromen waar
wat ik wil wat ik wil wat ik wil
is een kick die mij vanbinnen raakt
wie neemt mij mee ver van hier
wie maakt mij stapelgek en helemaal dronken
wat ik wil wat ik wil wat ik wil
is een man die mij waanzinnig maakt
die mij ontroert en ontvoert
sla ik aan de haak
(Van de cd Parels, 2000)
| |
Bolleboosjes
Deze ontstaansgeschiedenis verklaart misschien het opvallende leeftijdsverschil - zowat een hele generatie - tussen de groepsleden en de fans. En ook de wat ouwelijke songteksten, want behalve over ‘de allerliefste papa’, over ‘een klein, geel visje in een zee van blauw’ en over ‘een gelukkige verjaardag’, gaan de K3-liedjes ook opmerkelijk vaak over kwesties die het bevattingsvermogen van de gemiddelde kleuter ver te boven zullen gaan. Neem nu ‘Wat ik wil’. Daarin is de ik-figuur - die ‘zo graag verwend’ wordt - op zoek naar ‘een kick die mij vanbinnen raakt’, meer in het bijzonder naar ‘een man die mij waanzinnig maakt’, dan wel ‘stapelgek en helemaal dronken’. ‘Mijn mama vindt “Wat ik wil” een mooi liedje’, schreef Senne Oerlemans op een fanwebsite, en inderdaad: wie de tekst leest (zie het kader), zal erkennen dat dit meer iets is voor ouders dan voor kinderen. Nu is ‘Wat ik wil’ van 2000, dus nog uit de min of meer volwassen songfestivalperiode van de groep, maar het curieuze is dat de teksten sindsdien nauwelijks zijn aangepast aan de nieuwe doelgroep; ook in dit opzicht is K3 bepaald niet ‘gans anders’ gaan doen. In ‘Eeuwig en altijd’, van de laatstverschenen cd Verliefd, komt bijvoorbeeld déze strofe voor:
Kleuterpopgroep K3. V.r.n.l. Kristel, Karen en Kathleen.
Foto: Studio 100
Liefde is broos, en verblind door zon
Raak je soms 'ns verdwaald, in die horizon
In die eeuwige droom, die gedachtestroom
Die je verder drijft.
‘Broos’, ‘verblind’, ‘horizon’, ‘gedachtestroom’ - alleen de allergrootste bolleboosjes onder de kleuters zullen zich er iets bij voor kunnen stellen.
Waarom zouden de schrijvers niet wat meer op hun hurken zijn gaan zitten? Volgens Alain Vande Putte, verantwoordelijk voor de K3-teksten, was dat helemaal niet nodig. ‘De liedjes van K3 hebben moraal, humor, en zijn lief en optimistisch. Dat werkt ook heel goed bij kinderen. Die vinden het bovendien prettig dat ze niet worden betutteld.’ Maar intussen blijft het natuurlijk de vraag hoe het komt dat zulke jonge kinderen zich zo kunnen identificeren met teksten die zo duidelijk nog een maatje te groot zijn. Zou het bij K3 toch vooral draaien om de muziek, om de danspasjes, om de kleding, om de staartjes en om de sfeer van onbezorgd plezier? En pas in allerlaatste instantie om de teksten? En zou de precieze betekenis ervan er - zoals bij veel popmuziek - uiteindelijk misschien niet zo heel veel toe doen?
Terug naar Rotterdam. Het meisje van vier is inmiddels vijf en fan van K3. Ze speelt Ka'tje (ze was Karen) en zingt het prijsnummer ‘Heyah mama’, waarin sprake is van een op handen zijnde, onmiskenbaar erotisch getinte ontmoeting. De eerste regels van het refrein luiden: ‘Doe het heel zachtjes / geen kreetjes en geen lachjes’. In de mond van het kind wordt dat, als vanzelfsprekend: ‘Doe het heel vaakjes / geen schimmel en geen laakjes’.
|
|