Sprookjeswereld
Als toekomstzeer het Nederlandse equivalent voor Dahinweh is, wat zou dan het Nederlandse woord voor Fernweh zijn? Vertezeer? Reiswee? Horizonkoorts? Verschietziekte? De dichter J.C. Bloem noemt ergens ‘de koorts van 't reizen’. Jan van Nijlen kent ‘den lust te reizen’ en de ‘droom van overzeesche streken, / als ware ik vreemdeling in mijn eigen land’. Hans Warren vertelt in zijn gedicht ‘Jetayu’ over Indonesië, en over vroeger, en over de sprookjeswereld die daar toen, in zijn verbeelding althans, bestaan moet hebben. Hij leerde op school exotische plaatsnamen en vreemde woorden en hij zong liedjes die in hem een vreemd verlangen wakker riepen naar dat verre land waar hij nog nooit was geweest: ‘Ooit leerde ik / de vulkanen van Java op rij, kende / de “tankuban prahu”, zong / Indische liedjes met heftig uitwee / naar de tropen die ik nooit bezocht.’ De jonge Warren leed niet aan verzeer, verteverlangen, vertewee of Fernweh, maar aan uitwee. Het woord is in geen enkel woordenboek of naslagwerk te vinden en is tot op heden nog maar op één andere plaats gesignaleerd: in een ander gedicht van dezelfde Hans Warren. Daarin bezingt hij met veel liefde ene Sylvaan, ‘zo'n vreemde jongen uit de polder’ en een ‘beau ténébreux’. Wat zag Warren langgeleden in de donkere ogen van Sylvaan? ‘In je zwarte ogen / broeide een pijn naar verten, / een uitwee’. Uitwee zal wel een woord van eigen vinding zijn, voor de etymologische leek niet al te moeilijk te ontleden: uit = Fern en wee = Weh, met als woordspelige bijgedachte dat deze vorm van wee aandringt op het uit-zeggen en in dichtvorm uit-zingen ervan:
een uitwee zoekt een uitweg.
Noteren wij in het Woordenboek van de poëzie: ‘uitwee, verlangen naar verre landen, “een pijn naar verten”, vaak broeiend van aard, te zien in zwarte ogen o.a., inzonderheid in die van zekere mysterieuze polderjongens die zich vroeger op mooie zomeravonden voor enig zilvergeld aanboden aan belangstellenden, voorzover althans vanuit de verte door de dichter Hans Warren (“ik heb je menige zomeravond / bespied door een veldkijker”) viel waar te nemen.’