Prullenbakkeren, kooien en inkaderen
Jan Don - Universiteit van Amsterdam
Ook al is het in het Nederlands heel goed mogelijk om van een zelfstandig naamwoord een werkwoord te maken, toch voelt iedere taalgebruiker dat er iets mis is met het woord prullenbakkeren. Het lijkt erop dat het niet goed in het Nederlandse taalsysteem past. Was minister Remkes geboren in Brighton in plaats van in het Groningse Oostenbroek, dan had hij probleemloos kunnen spreken van to bin, to ditch of desnoods to wastepaperbasket. Het Nederlands heeft echter geen woord voor het ‘in een prullenbak gooien’ van iets. Wat je ook verzint, prullenbakkeren, beprullenbakken, inprullenbakken, prullenbakkiseren, het klinkt allemaal erg geforceerd. Vandaar dat de Kamerleden prullenbakkeren niet konden onthouden, en het meteen verbasterden tot prullenbakkiliseren.
In het Engels zijn werkwoorden met zo'n ‘verplaatsingsbetekenis’ heel gewoon: to bag, to box, to barrel, to pocket, to shelve, to table: het betekent allemaal zoiets als ‘iets in een tas (doos, etc.) doen’ of ‘op een plank (tafel, etc.) leggen of zetten’, kortweg ‘verplaatsen naar’. In het Nederlands zijn er maar een handjevol echte voorbeelden; het procédé lijkt uitgestorven: archiveren, boeien, bottelen, ketenen, kerkeren, kooien, kuilen, kuipen, pekelen, potten, schouderen, soppen, spiesen, stallen en vloeren. En nog een paar met een extra voorzetsel: inblikken, inkaderen en opdissen. Misschien zijn er wel meer. Kent u ze? Stuur ze mij dan toe via de redactie van Onze Taal: Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Of per e-mail: redactie@onzetaal.nl.