Leenwoorden op -s
Behalve de meervoudsvormen -en en -eren kent het Nederlands ook de vorm -s. Die vorm bestaat eveneens in het Frans en Engels, en juist uit die twee talen hebben we veel woorden geleend. Wanneer een woord meestal in het meervoud voorkomt, wordt het soms in deze vorm geleend, vaak in de veronderstelling dat het een enkelvoudsvorm is. Zo zijn abrikoos en matroos waarschijnlijk ontleend aan de Franse meervoudsvormen abricots en matelots; bij het ontstaan van abrikoos kan overigens het woord framboos van invloed zijn geweest.
Je zou misschien denken dat woorden als biels en cokes in het meervoud geleend zijn, uit het Franse billes en het Engelse cokes. Maar vroeger kwamen in het Nederlands ook de enkelvoudsvormen biel en coke voor. Zo luidde een Amsterdamse volkswijsheid: ‘Koke is beroerd stoke.’ Dat maakt het waarschijnlijker dat de woorden in de enkelvoudsvormen zijn geleend, en dat de ontwikkeling daarna op dezelfde manier is gegaan als bij schoen en peen: omdat de meervoudsvorm het meest voorkwam, werd deze allengs beschouwd als de enkelvoudsvorm, en ging men spreken van ‘een stuk cokes’. Ook biels werd gebruikt voor het enkelvoud, en men vormde er een nieuw meervoud bielzen bij. Een vergelijkbaar geval is rails, met als meervoud railsen, maar dit heeft de huidige woordenboeken niet gehaald - op internet zijn echter diverse voorbeelden te vinden waar rails als enkelvoud wordt opgevat, zoals ‘De gordijnrails hangt scheef’, en regelmatig komt het meervoud railsen voor, bijvoorbeeld in ‘De dunne railsen maken het mogelijk kort te draaien.’
Ook in andere talen wordt een vorm wel ten onrechte voor een meervoud aangezien. Zo beschouwden de Engelsen sherries, genoemd naar de Spaanse plaats Jerez, als een meervoud, vandaar dat zij, en wij met hen, nu ‘sherry’ drinken. En ons woord schaats is door de Engelsen als skate ontleend, omdat ze de s als meervoudsuitgang opvatten. Dergelijke gevallen, waar een woord waarvan de stam op s uitgaat deze s verliest omdat hij als meervoudsvorm wordt beschouwd, ken ik voor het Nederlands niet - ik vond hiervan alleen voorbeelden met het meervoud -en, zoals in baak van baken. Misschien kent iemand een voorbeeld hiervan in zijn dialect?