Het proefschrift van...
Hanny Vermaas: u of jij?
Marc van Oostendorp
Iedereen die weleens een vestiging van IKEA heeft bezocht, of een catalogus van dat meubelbedrijf heeft opengeslagen, kent het ongemakkelijke gevoel: ‘Nu ben jij aan de beurt!’, roept de brochure je toe. ‘En je krijgt de laagste prijs!’ Wie de IKEA-winkel binnenloopt, is ineens geen ‘u’ meer, maar ‘je’. Al sinds het bedrijf zijn eerste winkels in Nederland opende, spreekt het consequent al zijn klanten met je en jij aan. Dat is even schrikken. Er is een anekdote over een klant die een bedremmelde winkelbediende woedend toebeet: ‘Ik wil dat jij “u” tegen me zegt!’
Het juiste gebruik van aanspreekvormen als je, jij en u bezorgt sprekers van het Nederlands al eeuwenlang hoofdbrekens. Hanny Vermaas onderzocht hoe deze vormen zich in de loop van de tijd ontwikkelden en, vooral, in welke situaties en tegen wie moderne Nederlanders de verschillende vormen gebruiken.
Wie een IKEA-winkel binnenloopt, is ineens geen ‘u’ meer, maar ‘je’.
Uit de IKEA-catalogus
Jullie bleek de minst problematische vorm. Als mensen zich in het openbaar beklagen over al het gejij en gejou, hebben ze het zelden over ‘jullie’. Je kunt ook best ‘jullie’ zeggen tegen een groep mensen die je ieder afzonderlijk met u zou aanspreken.
De voornaamwoorden voor de tweede persoon enkelvoud zijn een stuk lastiger. Iedereen verkeert weleens in een situatie waarin hij eigenlijk niet weet of hij de ander met jij of met u moet aanspreken. Voor anderstaligen is het helemaal een onontwarbare kluwen van uiterst subtiele sociale en psychologische factoren. Merkwaardig genoeg bieden de normgevende naslagwerken desondanks weinig houvast; ze volstaan er over het algemeen mee te melden dat de keuze tussen de twee vormen nauwelijks in regels vast te leggen is.