| |
| |
| |
| |
Het voegwoord of
Niels H. Veldhuijzen - Arnhem
Emmeken van der Heijden behandelt in haar leuke artikel ‘Alle aanwezigen behalve de kinderen’ (januarinummer Onze Taal) de rekenkundige eigenschappen van voegwoorden. Het voegwoord of krijgt, naar mijn mening, een stiefmoederlijke behandeling. Van der Heijden wekt bij de behandeling van de zin ‘Jan is bakker of visser’ de indruk dat er maar één of is: het in de logica bekende ‘exclusieve of’, waarbij slechts een van de twee mogelijkheden waar is. Maar mij dunkt dat of in de genoemde zin ook als het ‘inclusieve of’ kan worden opgevat: ‘ik weet niet of Jan bakker dan wel visser is, maar ik weet wel dat hij een van deze twee is’. In de logica (en in veel programmeertalen) worden de vormen van of aangeduid als XOR, respectievelijk OR. Wellicht behoeven we in het Nederlands het nieuwe voegwoord xof.
| |
Het Nederlands van Máxima [1]
Herman Giesbers - Gennep
In het januarinummer bespreekt René Appel in lovende termen het natuurlijke taaltalent van Máxima. Het is een degelijke en informatieve taalbiografie, en daarom is het des te opmerkelijker dat er met geen woord gerept wordt over Máxima's tweetalige opvoeding. Al in maart 2001 beschrijft Ineke Holtwijk in de Volkskrant hoe Máxima van haar zesde tot haar achttiende onderwijs volgde aan het uiterst elitaire Northlands, waar ‘de leerlingen net zo makkelijk Spaans als Oxford English [spreken]’.
Op haar zestiende moet ze al drie toelatingsexamens voor de universiteit van Cambridge halen en ze schrijft voor het schoolblad in het Engels. Voeg daarbij haar internationale carrière in het Amerikaanse bankwezen, en het zal duidelijk zijn dat de lofredes op Máxima's Nederlands best wat getemperd mogen worden. Bovendien zullen ook vergelijkingen met andere Spaanstalige leerders van het Nederlands, zoals Appel die maakt, op zijn minst met de nodige wetenschappelijke reserves bekeken moeten worden.
Zonder verder afbreuk te willen doen aan Máxima's prestaties op het gebied van het Nederlands, zijn er spectaculairdere verhalen te schrijven. Wat te denken van de zestienjarige Ni Wei uit China, die met alleen de lagere school in China en zonder het prestigieuze Ceran Instituut achter zich in goed vier maanden nauwelijks onderdoet voor Máxima. Of de even oude Abdullah uit Somalië, die praktisch als analfabeet in Nederland aankomt en nu, goed zes maanden later, wellicht 3 havo gaat volgen? Maar ja, het is nu eenmaal makkelijker scoren met de aanstaande koningin dan met minderjarige asielzoekers.
| |
Het Nederlands van Máxima [2]
Alfred Klok - Ede
René Appel geeft in zijn analyse van het taalgebruik van Máxima de voorbeeldzin: ‘Wat is gebeurd in die periode in Argentinië is vreselijk.’ Hierin zou ten onrechte het woord er zijn weggelaten.
Mijns inziens is er echter afgeleid van daar; het is dus een plaatsaanduiding. Maar de desbetreffende zin bevat al een plaatsaanduiding: ‘in Argentinië’. Het woord er is dus overbodig. Overigens wordt naar mijn mening het woordje er in het algemeen te vaak gebruikt.
| |
Naschrift redactie
Het woordje er kan in het Nederlands op een aantal manieren gebruikt worden. In het citaat van Máxima is het een zogenoemd plaatsonderwerp: een woordje dat wordt toegevoegd als het onderwerp, in dit geval wat, onbepaald is.
Het plaatsonderwerp er is niet zonder meer weglaatbaar als er een plaatsbepaling in de zin staat. Neem nu het voorbeeld: ‘Er liggen twee boten op het strand.’ Hier kun je er niet zonder problemen weglaten. In andere gevallen is het plaatsonderwerp er wel weglaatbaar. Dat is onder meer het geval als er een plaatsbepaling vlak naast het woordje er staat. In de zin ‘Wat in Argentinië is gebeurd is vreselijk’ is er niet verplicht (maar ook zeker niet verboden). Doordat Máxima de plaatsbepaling ‘in Argentinië’ wat later in de zin zette, werd het plaatsonderwerp verplicht.
| |
Hensbroek
W. Sterenborg - Tilburg
Het wapen van de Noord-Hollandse gemeente Hensbroek bestaat uit een kip en een broek, meldt de redactie in haar naschrift op een reactie in het januarinummer. Naar aanleiding hiervan ben ik nagegaan wat Van der Aa in zijn Aardrijkskundig woordenboek (deel V, 1844) over deze naam vermeldt: ‘De naamsoorsprong van dit dorp is niet geheel bewezen. Het wapen bestaat uit eene hen met eene broek aan, waarbij men den klemtoon op de eerste lettergreep schijnt te hebben gelegd. Meer waarschijnlijk komt die aan de laatste toe, en is Hensbroek of Heinsbroek hetzelfde als nabij Broek (op Langendijk).’
Van der Aa wordt in deze opvatting gesteund door het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat in deel VI onder heinde (heind, hein), bijvorm van hende (hend; henne, hen) noteert: ‘Als bnw. Nabij zijnde; naburig; ook: kort.’
| |
Komma na aanhalingsteken
M. Schotanus-Popma - corrector, Easterwierrum
P.J.S. Zwart vraagt zich in het januarinummer af of de komma bij een onderbroken citaat voor of na het ‘aanhalingsteken sluiten’ komt. Zelf zette ik in onze boeken en publicaties de komma altijd vóór het aanhalingsteken, totdat een uitgever de komma van plaats veranderde. Toen
| |
| |
ben ik er bij mijn werk als corrector op gaan letten en zonder mankeren blijkt dan dat schrijvers, uitgevers en instituten met een gereformeerde achtergrond de komma na het aanhalingsteken plaatsen!
Een afhalingsteken
Overigens was het begrip ‘afhalingsteken’ dat Jan Renkema en de redactie in het naschrift gebruikten nieuw voor mij.
| |
Naschrift redactie
Het woord afhalingsteken ontbreekt in de naslagwerken, maar het is in kringen van redacteuren, vormgevers en drukkers een niet ongebruikelijke term - en dat ligt ook wel voor de hand, omdat hij korter en handzamer is dan bijvoorbeeld aanhalingsteken sluiten. In het Grafisch zakboek van Huib van Krimpen komt overigens wel afhalen voor, met als omschrijving: ‘het plaatsen van aanhalingstekens aan het einde van een directe rede of ongewoon woord’. En ook K.F. Treebus heeft het in zijn Tekstwijzer over ‘aan- en afhalen’.
| |
Gouda en Golda
Frits David Zeiler - Kampen
In de januariaflevering van ‘Geschiedenis op straat’ schrijft Riemer Reinsma onder meer over de waternaam Gouwe, die, evenals de plaatsnaam Gouda, zou zijn afgeleid van de middeleeuwse benaming Golda. Dit behoeft enige toelichting.
De naam van de stad Gouda is een toponymische valkuil, waar menigeen met open ogen in tuimelt. De stad heet in goed Hollands namelijk Ter Gouwe of Ter Goude, en die naam is in de zestiende eeuw, geheel in de geest van de tijd, gelatiniseerd tot Gouda. Precies zoals de Amsterdammers hun stad ‘Amstelodamum’ noemden, en precies zoals de Deventenaren ‘Daventria’ schreven. Met a(a), ‘water’, heeft Gouda dus hoegenaamd niets te maken. En die Golda van 976 dan? Die kan een ‘gouden water’ geweest zijn en dus vernoemd zijn naar zijn kleur, zoals Reinsma schrijft. Maar daarmee zou het dan wel een uitzondering tussen de waternamen vormen. Evengoed kan het een gelatiniseerde naam zijn. We moeten tenslotte niet vergeten dat vrijwel alle geschriften van voor het einde van de dertiende eeuw werden opgesteld in de kanselarijtaal van die dagen - en dat was het Latijn.
| |
Naschrift Riemer Reinsma
Het Lexicon van Nederlandse toponiemen van Künzel ondersteunt mijn interpretatie dat de uitgang -a in Golda afgeleid was van het Germaanse aha ‘water’. Interessant in dit verband is een Latijns zinnetje dat Künzel citeert als hij schrijft over de Gouwe bij Zierikzee. In die zin komt de naam Golda voor als vierdenaamvalsvorm. Dat lijkt erop te wijzen dat Golda geen verlatijnste vorm was, want in dat geval zou er Goldam gestaan hebben. In hun Plaatsnamenboek vermelden Van Berkel en Samplonius dezelfde verklaring (-a uit aha), al geven ze ook nog een andere.
| |
Ruggespraak [1]
Martijn Pronk - uitgever Kluwer, Alphen aan den Rijn
In de rubriek ‘Ruggespraak’ van het decembernummer trof ik tot mijn niet geringe verbazing onze tekstuitgave Wet op het primair onderwijs 2001-2002 aan. Ik vermoed dat de tekst ‘inclusief toekomstige wijzigingen’ op het omslag tot hilariteit heeft geleid. Ik wil u dit plezier niet ontzeggen, maar ik maak er ernstig bezwaar tegen dat dit boekje tussen advertenties voor ‘onbeperkt ½ kip’ en ‘2 halve dames’ is afgebeeld. Dat heeft het beslist niet verdiend. De vermelding ‘inclusief toekomstige wijzigingen’ is geen fout, maar duidt erop dat in de wettekst reeds voorziene toekomstige wijzigingen zijn aangegeven. Deze wijzigingen bevinden zich nu nog in het stadium van wetsvoorstel, of ze zijn reeds geplaatst in het Staatsblad maar nog niet in werking getreden. Door de wijzigingen alvast op te nemen in het boekje, wordt de gebruiksduur ervan aanzienlijk verlengd.
| |
Ruggespraak [2]
Herman Smink - Apeldoorn
De ‘Ruggespraak’- aflevering van december bevat een knipsel waarin staat: ‘Voor de C-Crosser heeft Citroën vierwielbesturing bedacht. Bij lage snelheden en tijdens stadsgebruik draaien de achterwielen in tegengestelde richting van de voorwielen. Dat komt de handelbaarheid zeer ten goede.’ Dit stukje hoort volgens mij niet in ‘Ruggespraak’ thuis: waarschijnlijk heeft de redactie het verkeerd gelezen of begrepen.
Een voorwiel draait om twee assen: een horizontale as voor de voortbeweging en een verticale as voor de stuurbeweging. Bij de C-Crosser is dit ook het geval. De achterwielen draai- en (om de verticale as) inderdaad tegengesteld aan de voorwielen, waardoor een korte draaicirkel ontstaat.
| |
Naschrift redactie
Wij hadden zelf ook al wel een idee wat er in werkelijkheid wordt bedoeld met ‘inclusief toekomstige wijzigingen’, en ook die in tegengestelde richting draaiende wielen snapten we wel zo ongeveer. Maar in beide gevallen zou je bij eerste lezing ook een heel andere indruk kunnen krijgen. Om dit soort onbedoelde, geestige dubbelzinnigheden gaat het ons in de rubriek ‘Ruggespraak’ - niet om het aan de kaak stellen van fouten.
| |
Gouw(e)
W.N. Polder - Alkmaar
Riemer Reinsma brengt in het januarinummer de topografische naam Gouw(e) in verband met de gouden kleur van het desbetreffende water. Die verklaring zou juist kunnen zijn, want ik zie elke zomer hoe het in een kunststof bassin opgevangen regenwater van een kasdak een gouden kleur krijgt. Dit wordt veroorzaakt door een eencellig wiertje, behorend tot de Chrysophyceae of goudwieren. Deze groep telt talrijke minuscule, zich met zweepharen voortbewegende soorten, die voornamelijk in schoon, zacht en koel zoet water leven. De vijver voldoet aan al die voorwaarden. De algjes vormen bruine wolken dicht onder de waterspiegel, maar aan het oppervlak ontstaat na enige tijd een goudbruin, glanzend vlies, dat waarschijnlijk vooral uit dode cellen bestaat. Het drijven en de glans worden veroorzaakt door olie, die deze wierengroep maakt als reservevoedsel. Bij rustig
| |
| |
weer en een bepaalde belichting is zo'n goudachtig oppervlak een opvallend verschijnsel.
| |
Mkz geen eigennaam
Hetty Dekkers - Waalwijk
Als dagbladjournalist blijf ik mijn collega's stug voorhouden dat ze te veel afkortingen in hoofdletters schrijven, zoals havo, aids, cd en tv. ‘Dat zijn geen eigennamen en daarom schrijf je ze ook afgekort niet in hoofdletters. Kijk maar in het Groene Boekje’, druk ik ze steeds opnieuw op het hart. Tevergeefs. 's Ochtends lees ik weer dat de leerling naar het VMBO gaat, dat de juffrouw naar de WC moet en dat er veel GSM's rinkelen in de klas.
Tot mijn grote verbazing zag ik in het januarinummer van Onze Taal dat de redactie gekozen heeft voor kapitalen in de afkorting van mond-en-klauwzeer. Men schrijft ‘MKZ-crisis’, ‘MKZ-uitbraak’ enzovoort. Dat valt niet te rijmen met de taalregels en ik protesteer er dan ook krachtig tegen. Mond-en-klauwzeer is geen eigennaam en daarom is de afkorting gewoon mkz.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Voor het schrijven van afkortingen bestaan geen bindende regels. In de praktijk blijkt dat het al dan niet met hoofdletters schrijven van afkortingen te maken heeft met de mate waarin deze in het taalgebruik is ingeburgerd. Als de afkorting nieuw is, worden vaak punten en hoofdletters gebruikt. Als de afkorting enigszins is ingeburgerd, verdwijnen de punten. Als de afkorting algemeen gebruikt wordt, verdwijnen ook de hoofdletters. Vandaar dat deze gewoonte ook als ‘spelregel’ is opgenomen in de Schrijfwijzer en de Spellingwijzer Onze Taal.
Wat mkz/MKZ betreft: nu deze afkorting zo bekend is, is er veel voor te zeggen om die met kleine letters te schrijven.
| |
Verholen samenstellingen [1]
Lex van Boetzelaer - Zeewolde
Nicoline van der Sijs geeft in de januariaflevering van ‘Etymologica’ (blz. 26) een rijtje van veertien verholen samenstellingen: zelfstandige naamwoorden waaraan als gevolg van verbastering niet meteen te zien is dat ze uit twee of meer zelfstandige naamwoorden samengesteld zijn. Zij schrijft dat ze er niet méér heeft kunnen vinden. Eén kan ik er in ieder geval nog aan toevoegen. Dat is het woord mes. Volgens het Etymologisch woordenboek van Jan de Vries (1971) is dit woord opgebouwd uit twee delen: mati (‘voedsel’) en sahsa (‘kort zwaard’).
| |
Verholen samenstellingen [2]
T. van Warmerdam - Mierlo
Mevrouw Van der Sijs zegt over haar lijstje van verholen samenstellingen dat zij er maar veertien heeft gevonden. Dan heeft zij in ieder geval het woord heft, een samentrekking van handvat, over het hoofd gezien. Overigens bestaan er in het Brabantse dialect, zoals waarschijnlijk in veel andere dialecten, nog veel meer. Twee die mij meteen te binnen schieten zijn: haffel (‘handvol’) en nuzzik (‘neusdoek, zakdoek, omslagdoek’).
| |
Naschrift Nicoline van der Sijs
Er zijn meer woorden van het type mes, bijvoorbeeld echt ‘huwelijk’, oom en sperwer. Dit zijn woorden die in voorhistorische, Germaanse tijd een samenstelling waren, maar die al waren veranderd voordat ze in het Nederlands werden opgeschreven. Daarom heb ik aan dit type woorden geen aandacht geschonken.
En heft is geen samentrekking van handvat, maar een afleiding van heffen. De oudste Nederlandse vormen luidden heft(e) en hecht(e). In dialecten en spreektaal bestaan inderdaad veel meer verholen samenstellingen dan in de standaardtaal. Dat is logisch: in gesproken taal verdwijnt de band met de oorspronkelijke samenstellende delen veel gemakkelijker dan in geschreven taal. Wanneer men namelijk woorden opschrijft, past men gewoonlijk de spelling ervan aan aan de samenstellende delen en worden deze delen dus weer herkenbaar, ook als ze gereduceerd uitgesproken worden.
| |
Woordvolgorde
W. Sterenborg - Tilburg
De Taaladviesdienst schrijft in ‘Ander woord voor... prime time’ (januarinummer Onze Taal) over Van Dale, ‘waarin de term sinds 1992 is opgenomen’. Met die laatste woorden is iets vreemd aan de hand. Sinds heeft een duratieve betekenis. Dat betekent dat er een toestand op moet volgen en dat is opgenomen een naamwoordelijk gezegde vormt, waarbij is het koppelwerkwoord is, en opgenomen een bijvoeglijk naamwoord. Vervanging van opgenomen door bijvoorbeeld vindbaar leidt ertoe dat de lezer de foute volgorde aanvoelt.
Als we sinds vervangen door in, dan kan de bijzin een gebeurtenis weergeven, waarin is dan hulpwerkwoord is van het voltooid deelwoord opgenomen. Ter vergelijking: ‘dat hij sinds 1992 getrouwd is’ geeft een toestand weer; is getrouwd is hier onmogelijk. Wordt sinds vervangen door in, dan zijn er wel twee volgordes mogelijk.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Het is de vraag of er in ‘waarin de term sinds 1992 is opgenomen’ wel sprake is van een naamwoordelijk gezegde. Volgens ons ligt het meer voor de hand om is opgenomen als een werkwoordelijk gezegde te beschouwen. In dat geval wordt er niet verwezen naar een ‘opgenomen toestand’ van de term prime time, maar naar achtereenvolgende ‘opneemgebeurtenissen’: elk van de momenten waarop er een nieuwe druk van Van Dale verscheen. De bedoelde term is niet alleen in de druk van 1992 opgenomen, maar ook in elke latere druk. Deze lezing kan verduidelijkt worden door de bepaling telkens toe te voegen: ‘waarin de term sinds 1992 telkens is opgenomen’. Telkens verwijst naar elke gelegenheid waarbij opname heeft plaatsgevonden. De duratieve bepaling sinds 1992 duidt erop dat dat in 1992 voor het eerst was.
|
|