Dode voorraad
De eurowoorden die de grootste kans lijken te hebben op een voortbestaan in onze taal zijn niet de woorden die speciaal bij de euro-omwisseling zijn ontstaan, maar die welke al in een vaktaal of een vreemde taal bestonden, en nu in een nieuwe betekenis zijn opgedoken in de algemene taal. Te denken valt dan aan frontloading, verstervingswinst en dode voorraad.
Frontloading is een al wat langer bekende boekhoudkundige term, die sinds 1998 veelvuldig in de krant heeft gestaan ter aanduiding van het beschikbaar stellen van de euro vóór 1 januari 2002 aan niet-financiële instellingen (winkels en dergelijke). Dankzij de euro-introductie is frontloading in de omgangstaal terechtgekomen, waardoor de kans bestaat dat dit woord op termijn ook het woordenboek haalt. Daarbij is het goed mogelijk dat in de definitie niet eens zal worden gerefereerd aan de euro.
Iets anders geldt voor de taalvormen dode voorraad en verstervingswinst. Dit zijn bancaire vaktermen, die misschien al lang in en rond de kluizen van De Nederlandsche Bank worden gebruikt, maar die vóór de euro-introductie de krant nog niet hadden gehaald. Nu ze min of meer in de omgangstaal terechtgekomen zijn, is er een kans dat ze het woordenboek zullen halen. Wat ze betekenen? Dode voorraad is het totaal aan munten en bankbiljetten dat in roulatie is gebracht maar dat feitelijk niet meer circuleert omdat het is opgepot. Verstervingswinst - kortweg ook versterf geheten - is de winst die de centrale bank (respectievelijk de Rijks-