Tamtam
Redactie Onze Taal
Taalberichten
Taalgen gelokaliseerd
Is ons taalvermogen aangeboren of aangeleerd? Anders gezegd: zijn bepaalde gedeelten van onze hersenen al vóór onze geboorte speciaal ingericht om taal te verwerken of wordt nadien een willekeurig hersendeel ‘gevuld’ met taal, als gevolg van sociale interacties? Al lang buigen taalwetenschappers zich over deze vraag, maar er lijken steeds meer aanwijzingen te komen voor de eerste mogelijkheid. In 1998 kwamen Britse onderzoekers een gen op het spoor dat als het beschadigd raakt, de spraak verstoort. En onlangs zijn ze er, zo onthulden ze begin oktober in het tijdschrift Nature, ook in geslaagd dit ‘taalgen’ te lokaliseren.
De ontdekkingen werden gedaan bij de familie ‘KE’. Die bestaat uit veertig, over drie generaties verdeelde mensen, van wie de helft kampt met een hardnekkig spraakprobleem. Ze hebben veel moeite met het vormen en uitspreken van woorden, en ook met de grammatica kunnen ze niet uit de voeten - ze struikelen als volwassenen nog steeds over opdrachten die een gemiddeld kind van vijf met gemak oplost. De oorzaak van hun gebrek is een ‘verschrijving’ in hun DNA, zo bleek uit onderzoek naar hun erfelijk materiaal. Maar daarmee was nog niet bekend waar het ‘taalgen’ precies ligt. Dat kwam vlak daarna aan het licht, toen iemand met hetzelfde gebrek die niet tot de familie KE behoorde, werd onderzocht. Door het DNA van deze persoon te vergelijken met dat van de KE's vonden de onderzoekers het gen.
Het gen kreeg de naam FOXP2, en het is een zogeheten transcriptiefactor. Het schakelt lang voor de geboorte andere genen aan en uit, en als het beschadigd is, wordt er in de hersenen onvoldoende bedrading voor een taalcentrum aangelegd. Althans, dat veronderstellen de onderzoekers, want veel op dit gebied is nog onbekend. Het is bijvoorbeeld ook nog maar zeer de vraag of FOXP2 het énige taalgen is.
Bronnen: De Standaard, 8-10-2001; www.nature.com