Belang van de handel
Hoewel het tamelijk goed gaat met Friesland, en de ondernemers weinig klachten hebben over het Fries, neemt het aantal Friestaligen in Friesland nog steeds af. Volgens sommige metingen was in 1967 nog ongeveer 71 procent van de inwoners van de provincie Friestalig, en is dat nu niet meer dan 55 procent. Ook die daling heeft volgens Van Langevelde met de economie te maken.
Het zijn ten minste voor een deel economische motieven geweest die mensen hebben doen verhuizen, van de stad naar het platteland, maar vooral van het platteland naar de stad. Allebei de bewegingen hebben een negatief effect gehad op de beheersing van het Fries. Streektaalsprekers van het platteland trokken naar de stad, waar veel minder Fries gesproken wordt. Zij gebruiken hun moedertaal dan steeds minder. Omgekeerd zijn stadsbewoners die naar het platteland trekken, veel minder geneigd zich aan te passen: zij blijven ‘gewoon’ Nederlands spreken.
Doordat het Fries - ook economisch - steeds meer gewaardeerd wordt, zou dat laatste weleens kunnen veranderen. Mensen zullen minder reden zien om het Fries op te geven, en Nederlandstaligen zouden weleens Fries kunnen leren. Al is het maar om de taal van de klanten te spreken.
Ab van Langevelde, Bilingualism and Regional Economic Development. Groningen, Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. ISBN 90 6809 277 4.