| |
| |
| |
Hoe braaf is braaf?
Over veranderende woordbetekenissen
Hans Heestermans
Er was een tijd dat stout ‘fier’, ‘zelfbewust’ betekende. Hoe kunnen woordbetekenissen zo veranderen, van positief naar negatief, en andersom? Deze vraag behandelde Hans Heestermans in zijn lezing tijdens de jaarvergadering van het Genootschap Onze Taal op 7 juni jl.
Veel woorden die binnen de betekenissfeer van ‘braaf’ of ‘niet-braaf’ liggen, hadden vroeger betekenissen die nu volstrekt verouderd zijn. Stout, bijvoorbeeld. Dat betekende oorspronkelijk ‘zelfbewust, fier’ (het is verwant aan het Duitse stolz). De negentiende-eeuwse Vlaamse schrijfster Virginie Loveling beschrijft een van haar hoofdfiguren, die lang ziek was, als volgt: ‘Haar gelaat was thans mager (...); de oogen alleen, stout en blauw, waren dezelfde gebleven.’ Ze was lichamelijk uitgeteerd, de zieke, maar haar fiere oogopslag was gebleven. Iemand die zelfbewust en fier is, durft ook veel. Hij is stoutmoedig, vooral als er strijd is.
| |
Kinderen
De zeventiende-eeuwse auteur Valentijn noteert in zijn Oud en Nieuw Oost-Indien: ‘Wat 't volk van Kaybobo betreft, het zyn wakkere timmerlieden, ook stoute zee-lieden.’ Wakker betekent ‘bekwaam’, een positieve eigenschap, en dus moet ook stout hier positief geïnterpreteerd worden: ook als zeelieden zijn de Kaybobo's niet voor een kleintje vervaard, ze zijn bereid in de strijd hun leven te wagen. Maar wellicht is de menselijke soort jaloers en geneigd iemands zelfbewustheid en fierheid als een hoogst laakbare eigenschap te kwalificeren. Zo ontstaat, met steeds kleine betekeniswijzigingen, een negatief beeld van stout: ‘al te zelfbewust, vrijpostig, brutaal’. Cats wist het al: ‘Een maegt is schuw, een hoer is stout.’ Een maagd is bedeesd, doet niets om een vrijmoedige stoeipartij uit te lokken, maar een hoer is wel vrijpostig, lokt op brutale wijze uit.
Vervolgens glijdt de betekenis van stout af naar de jeugd, naar de kinderen. Want als je als kind zelfbewust en fier bent, ben je geneigd om niet alles te doen wat een volwassene zegt. Maar dat moet je bezuren, want dan ben je volgens hen ‘ongehoorzaam, ondeugend’, zoals de betekenis in de achttiende eeuw ging luiden.
| |
Brave barbaren
Ook bij het tegengestelde van stout, namelijk braaf, zien we een ontwikkeling van het positieve naar het, nee, niet negatieve, maar toch minder hoogstaande. Braaf betekent in de vroegste teksten waarin het woord is aangetroffen nog ‘dapper, stoutmoedig’:
De braefste van de jeughdt die sullen t'saemen spannen, Soo ghij des sijt getroost, om een galey te mannen, En te bestoocken, en te steuren in sijn werck Den vyandt met geweldt.
(Hooft)
De dappersten onder de jeugd zullen zich gezamenlijk inspannen om een galei te bemannen en de vijand gewelddadig te bestoken en in zijn handelen te belemmeren.
Ook braaf ontwikkelt zich in kleine stapjes, en wel van de edele betekenis ‘dapper, moedig’ naar het burgerlijke ‘oppassend’. Eerst is er, hoewel niet in onze taal, een grote sprong. Wij hebben braaf ontleend aan het Franse brave. Het Frans heeft het uit het Italiaanse bravo en dat gaat terug op het Latijnse barbarus, ‘vreemd’, in toepassing op volkeren die niet Grieks of Romeins waren. En van ‘vreemd’ gaat het over in ‘onbeschaafd’. Deze houding, om de anderen, mensen die niet tot het eigen volk behoren dus, voor onbeschaafd uit te maken, is te vergelijken met die van de Amsterdammer die elke niet-Amsterdammer een ‘boer’ noemt. Maar, edel als de Grieken en Romeinen waren, ze staken ook hun bewondering voor de strijdkracht van die barbaren niet onder stoelen of banken, en zo kreeg barbarus ook de betekenis ‘dapper’.
| |
Rare interpretaties
Dapperheid is een innerlijke, geestelijke, positieve eigenschap. Het is niet ongewoon dat het woord voor zo'n positieve, geestelijke eigenschap ook wordt toegepast op een positieve fysieke eigenschap of op andere positieve geestelijke eigenschappen. Zo gaat braaf ‘moedig’ enerzijds over in de fysieke, positieve betekenis ‘statig, kloek’.
[Een huwelijksmakelaar] gaet by seker Burger die een Dochter met een Oogh hadde, seggende: Wat sult ghy my geven, indien ik u een braaf Karel tot een Swager [= schoonzoon] bestel?
(J.J. Struys, Drie aanmerkelijke en seer rampspoedige Reysen, 1676)
| |
| |
Die huwelijksmakelaar wil geld als hij die dochter met één oog toch nog aan de man kan brengen en nog wel aan een statige, stevige, kloeke, rijzige man.
Anderzijds gaat braaf ‘moedig’ over in de positieve, geestelijke betekenis ‘excellent, voortreffelijk in zijn soort’. ‘Braave Schryvers hebben dit, lang voor ons, aangemerkt’, staat er in een tekst uit de achttiende eeuw en Pieter Langendijk wordt een ‘braave Dichter’ genoemd. Als je niet weet wat de betekenismogelijkheden van een woord als braaf zijn, dan kun je tot rare interpretaties komen. Langendijk zou dan niet een excellent dichter zijn, maar een brave borst, burgerlijk gehoorzaam en oersaai.
| |
Burgerlijk
Die ‘excellent’-betekenis van braaf ondergaat vervolgens drie verzwakkingen. Excellent wil zeggen ‘uitstekend boven de massa’ - een eigenschap die slechts weinigen is gegeven. De mens wil zich soms liever niet onderscheiden van de rest, maar gewoon gehoorzamen aan de zedelijkheid, goede trouw en plichtsbesef. Dan is hij niet excellent en uniek meer, maar rechtschapen en deugdzaam.
‘Hoor, Zusje, jy bent een braave Vrouw, die God vreest’, laten de dames Wolff en Deken een van de hoofdpersonen in hun roman Historie van den Heer Willem Leevend opmerken. De schrijfsters leefden in de achttiende eeuw, een eeuw waarin bij uitstek de idealen van rationaliteit, verdraagzaamheid en democratie opgeld deden, en deze idealen sluiten nauw aan bij de rechtschapenheid die aan het zusje wordt toegeschreven.
Is rechtschapenheid een deugd, in een nog zwakkere opvatting van braaf treedt het edele van de rechtschapenheid naar de achtergrond en wordt er meer de afwezigheid van het slechte dan de aanwezigheid van hogere morele eigenschappen mee uitgedrukt. Heel die burgerlijke braafheid komt tot uiting in een citaat uit Potgieter: ‘De familie zijner vrouw, (...) die, schoon geene rijke, echter fatsoenlijke, eerlijke, brave lui waren geweest.’
Fatsoenlijk, eerlijk, braaf. Kan het burgerlijker? Passen we deze braafheid, dat niet verkeerd doen, toe op kinderen, dan komen we uiteindelijk uit bij de nu gangbare betekenis ‘zoet, gehoorzaam, net en ordelijk’.
| |
Wreed
Tot slot de wonderbaarlijke geschiedenis van het woord wreed. Het worstelt zich van de negatieve betekenis ‘hardvochtig, onbarmhartig, kwaadaardig’, zoals in het Middelnederlandse ‘In Duutschland was een edel grave, die een wreet berover der armer was’, naar de positieve betekenis ‘koen, ontembaar, dapper’: ‘De grave was stout, ionc ende wreet ende alle valscheit haddi leet’. Dus: de graaf was dapper, jong en koen, en alle laaghartigheid deed hem pijn.
Hoe is die ontwikkeling van ‘hardvochtig’ naar ‘dapper’ te verklaren? Ligt er in wreedheid een element van onverschrokkenheid en dus een te waarderen eigenschap die tot dapperheid kan leiden? Het Woordenboek der Nederlandsche Taal laat heel minieme verschuivinkjes zien, waarbij elke keer een stukje negatief van wreed wordt afgekapt en er een stukje positief bij wordt geplakt. Wreed gaat over van ‘hardvochtig’ naar ‘onstuimig’, ‘ruw’, ‘fors’, waarbij het gemene karakter van de hardvochtigheid is verdwenen. Zo wordt er in 1605 gewag gemaakt van ‘een wreeden Stier, loopende deur Berghen ende Walden, alles wat hem teghen quam doot stootende’. De sprong van dit ‘woeste’ en ‘wilde’ naar het ‘dappere’ is niet zo groot als die van het ‘hardvochtige’ naar het ‘dappere’, zeker niet als we weten dat de betekenis ‘woest’ ook aan de basis heeft gelegen van de positieve betekenis ‘energiek, vurig, ijverig’. ‘Daar zit een wrede aard in dat paard’, zeggen ze in de Kempen. Oftewel: er zit een vurig karakter in dat paard.
Ook de betekenis ‘gehard, niet kleinzerig’ is uit die betekenis ‘woest’ af te leiden. Als je wild en woest op iemand af stormt, bekreun je je niet om schram of wond. Bij een dappere man of vrouw denken we aan iemand die een groot gevoel van eigenwaarde heeft en zelfbewust optreedt tegen onrecht. Daarvoor is een zekere trots en fierheid nodig. En wreed kent inderdaad ook deze betekenis. ‘Hij is freed op z'ne' zeun, omdat em zoo goe' leert’, zegt het Idioticon van het Antwerpsch Dialect van Cornelissen en Vervliet.
| |
Melig feest
Van het negatieve naar het positieve of omgekeerd, het lijkt alsof er een zekere regelmaat in zit. Jaren geleden gebruikte een deel van de jeugd het woord wreed voor ‘leuk’, ‘fijn voor jezelf’. Zo kon een feest wreed zijn, en een boek ook. Past dit in die lijn van de geléídelijke overgang van negatief naar positief? Het kan. Maar het kan ook níét-geleidelijk zijn gebeurd. Heel veel negatieve woorden kunnen omslaan in hun positieve tegendeel. De zestienjarige dochter van een kennis kwam jaren geleden thuis van een feest dat ze beoordeelde als ‘melig’. Haar moeder toonde een gepaste treurnis, die berustte op een foutieve interpretatie van melig. Een melig feest is een feest waarop je je zeer vermaakt. Net als op een wreed feest, een te gek feest of een onwijs gaaf feest. En erg, zeer en verschrikkelijk in erg leuk, zeer leuk en verschrikkelijk leuk gaan ook terug op negatieve betekenissen. Erg en zeer zijn woorden voor pijn. En van verschrikkelijk schrik je.
De taal is soms ondoorgrondelijk.
Illustratie: Jaap Vegter
|
|